INTERVIEW
‘Het is allemaal zo’n ingeslapen zooitje in Holland’
Schrijver van de bestseller Ik Jan Cremer (1964). Kunstschilder. Minnaar van filmster Jayne Mansfield en Velvet Underground-zangeres Nico. Gesprek met Jan Cremer (71) in zijn Italiaanse domicilie over leven en werk, de maagd Maria en zijn eeuwige onrust.
tekst & foto’s Michael Klinkhamer.
© All right reserved. Niets uit deze tekst of fotografie mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet, microfilm of op welke andere wijze dan ook......Never the less, Enjoy!
© All right reserved. Niets uit deze tekst of fotografie mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet, microfilm of op welke andere wijze dan ook......Never the less, Enjoy!
Tussen de schuifelende marktbezoekers, boeren en Italiaanse schonen in bontjas, loopt Jan Cremer breedgeschouderd, ferme tred, hier en daar ontspannen handenschuddend met enkele dorpsbewoners. Samen met Babette, zijn blonde vrouw en een voormalig topfotomodel, lopen ze het terras van Café des Arts op. Ze zijn een opvallende verschijning tussen de kleine, Italiaanse bergdorp bewoners.
Ruïne op orde
“Hier in Umbrië leven we het grootste deel van de zomer”, vertelt Jan Cremer. “De ligging is perfect in de driehoek Lazio, Toscane en Umbrië. We wonen op een stuk land van veertien hectare. Op dit oude Etruskische landschap bouwen we rustig aan ons huis en atelier. We kwamen hier terecht via een bevriende galeriehouder. Ik hou van keihard werken, maar het komt erop neer dat restaureren vakwerk is. Wat ik na een dag ploeteren opbouw, breken die lokale vaklieden dan weer af en doen het dan precies zoals het hier al eeuwenlang gaat. “We wonen hier nu twaalf jaar. Alles staat strak en is bijna klaar. We hebben 247 olijfbomen op ons land. De olijfolieoogst is net binnen en gisteren heb ik nog de hele dag olie staan persen. Het mooie boerenleven hier, wissel ik af met het drukke bestaan van schilderen en schrijven in Parijs, Amsterdam en New York. In Parijs heb ik mijn schrijfhok; hier mijn schildersatelier.”
Oergevoel
“Schrijven doe ik in mijn Parijse atelier dat ooit toebehoorde aan de beeldhouwer-kunstschilder Amadeo Modigliani.Iedere traptrede en scheur in dat huis ademt de sfeer uit van de grote kunstenaars uit het verleden: Picasso, Soutine, Camille Claudel, Modigliani en nu van Cremer . Mijn laatste boek ‘Cremer 3’ (MK: 2008) is grotendeels daar geschreven; getypt op mijn typemachine, de Triumph Gabrielle. Ik bezit zes van die type machines en ze staan op verschillende plaatsen in de wereld. Dan kan ik overal werken met hetzelfde lettertype. Waarom ik niet met een tekstverwerker wil werken heeft te maken met mijn theorie en oergevoel. Iedere letter moet definitief in het maagdelijke papier worden gehamerd. Ik heb ook niks met computers, Twitter of Facebook, en zo.”
Het woeste beest
“Daar in Montpernasse, in diezelfde Parijse buurt, bij de rue Santeuil heb ik ooit het echte kunstschildersvak geleerd.” Cremer hield op jonge leeftijd experimentele ‘Painture Barbarisme’-exposities in Den Haag rond 1957-1959. Hij leefde toen al voor de kunst en de publiciteit. Snel werd hij bekend als de barbarist, het ‘woeste beest’ en liet met schitterend woest en wild schilderwerk zijn talent spreken. Begeleid met forse uitspraken: “Rembrandt, wie is dat? Ik heb geen verstand van sport!” en “Ik sodemieter verf op een doek, ik druip, ik spat, ik sla, ik schop, ik vecht met verf. Soms win ik.”. Juist door die uitspraken bewerkstelligde Cremer snel landelijke bekendheid. Voor zijn barbaristische kunstwerk ‘La guerre Japonaise’ vraagt hij in 1959 het destijds astronomische bedrag van één miljoen gulden (€ 440.000). Een bedrag dat in die tijd insloeg als een bom. Ik heb het doek nog”, vertelt Cremer, “Het staat nu in mijn opslag en gaat naar het Jan Cremer Museum in Enschede. Ik wilde het toen eigenlijk niet verkopen; ook nu nog niet.”
‘Ik Jan Cremer, belichaming van de antichrist’
“Na het verschijnen van mijn debuutroman in 1964 ‘Ik Jan Cremer’ was ik opeens rijk en beroemd. Voor die tijd was ik straatarm en leefde van de zon en de wind op het nog onbekende eiland Ibiza. Daar ben ik toen serieus en in het geheim gaan werken aan mijn boek. Ik schilderde en exposeerde ook op het eiland en had veel succes. Bij terugkomst in Nederland is uiteindelijk door uitgeverij De Bezige Bij ‘Ik Jan Cremer’ gepubliceerd. Het resultaat is bekend. Echt rooskleurig was dat allemaal niet. Ik was voor keurig Nederland de belichaming van de antichrist; stond gelijk aan de toen even rebelse en als smerig bekend staande Rolling Stones. Ik werd nagekeken, uitgescholden en geweigerd in restaurants. Zelfs het huis van mijn moeder in Enschede werd s'nachts beklad en in brand gestoken. Ik hield het snel voor gezien en emigreerde naar Amerika waar ik nog gewoon over straat kon lopen.” In New York schrijft hij ‘Ik Jan Cremer, tweede boek’ en ‘Made in the USA’. Binnen twee jaar is Cremer ook in Amerika uitgegeven en ondanks de, naar eigen zeggen, slechte vertaling, een absoluut fenomeen. Plotsklaps wereldberoemd staat hij op vierentwintigjarige leeftijd als eerste en enige Nederlander met zijn boeken in de top van de Amerikaanse bestsellerslijst. Cremer woont vervolgens jaren lang in het legendarische ‘Chelsea Hotel’ en heeft daar ook zijn atelier (MK: Cremer 3).
“Ik hou van slecht weer.”
“Ik woon alleen maar in Italië omdat deze plek voldoet aan mijn eisen op het gebied van centrale ligging en bereikbaarheid. Het had ook hoger op een berg in een kouder en onherbergzaam gebied kunnen zijn. Liever nog eigenlijk! Ik hou van de kou, van regen, storm en donkerte. Maar ik krijg mijn geliefde vrouw Babette niet meer die kou in. Ze heeft al genoeg offers moeten brengen op dat gebied tijdens mijn werk aan ‘De Hunnen’. Geschreven in het Twents-Duits grensgebied bij Ootmarsum tussen troosteloze akkers en Saksische grafheuvels.”
”De Hunnen heeft uiteindelijk meer dan elf jaar geduurd. Vier jaar van minutieuze voorbereiding en wereldwijd archief-onderzoek. Zeven jaar schrijven. Elf jaar van bloed, zweet en tranen. ‘De Hunnen’ is mijn magnus opus. Een journalistieke oorlogstrilogie van meer dan 1500 pagina’s, gebaseerd op historische feiten.”
[tussenkop]
‘Gottglaubich’
Cremer stelt na enkele koppen koffie voor om het kerkje tegenover het terras te bezoeken en de lokale muurschilderingen te bewonderen. Het lijkt mij een goed plan. Heeft Jan Cremer misschien ergens enig gevoel van schuld en boete? Hij was immers ooit de vleesgeworden antichrist en kunstvijand nummer 1. Benieuwd naar de diepere religieuze gevoelens van Jan Cremer wandelen we de eeuwenoude kerk binnen. Met opvallend respect en geruisloze stappen loopt hij door het kerkje. Cremer slaat een kruisje bij het oversteken van het middenpad in de kerk. Het altaar, prachtig versierd, bekijkt hij met bewondering en een lichte glimlach. “Ik kom uit een Hongaarse gegoede katholieke familie. Maria is daar een heilige, ook mijn heilige. Onze olijfolie heet ook ‘Santa Maria-Vergine delle Olive. Ons huis staat in de buurt van het dorpje Santa Maria. Dat is een bewuste keuze geweest. Ik ben niet gelovig, wél gottglaubich zoals dat in Duitsland genoemd wordt. Ik geloof in een hogere macht.” Goedgelovig? versta ik. “Wat?”, vraagt Cremer, “Nee, ik ben niet goedgelovig, dat ben ik zéker niet.” We lachen ingehouden als ondeugende koorknaapjes tijdens de mis. Op gedempte fluistertoon vertelt Cremer verder dat hij altijd, maar dan ook altijd een Mariabeeldje als kleine talisman in zijn broekzak heeft zitten. “Anders ga ik de straat niet op. Ik geloof in een hogere macht. Maria is mijn heilige. Dat vind ik ook een mooi beeld, het Mariabeeld. Kerstfeest vier ik nooit. Ik heb het niet zo op de kerstdagen. (MK: Zie de nouvelle ‘Sneeuw’ uit 1976.)
Keiharde vernedering
Mijn moeder was opgegroeid met haar Hongaarse familie en met de kerk, maar in Holland waren wij zogenaamd Hongaars-Katholiek. Dat betekende uitslapen ‘op zondag’”, grinnikt Cremer. “Moeder en ik werden in de kerk van Enschede gemist. Na de oorlog waren we eensklaps dakloos en straatarm. Soms kwam de pastoor aan de deur vragen waarom we niet naar de kerk kwamen. Daar was mijn moeder niet van gediend. Ze zei als je de priesters wilt verjagen moet je ze om geld vragen. Dat deed ze. Daarna hebben we die schijnheiligen nooit meer gezien. Mijn moeder was een donkerharige schoonheid, in welvaart grootgebracht. Voor mijn moeder was het leven in Holland een grote vergissing en een keiharde vernedering. Ik ben door haar ook altijd voorgehouden om zo snel mogelijk weg te komen uit Enschede. Op mijn veertiende vluchtte ik al naar Parijs en op de eerste werkdag na mijn l6de verjaardag ging ik bij de mariniers. Ik heb er sindsdien nooit meer een nacht geslapen.” Er valt een diepe stilte. Cremer kijkt me strak aan met zijn ijsblauwe ogen.
Regrets
“Ik heb door mijn karakter en mijn onrust veel grote liefdes rucksichtlos achtergelaten. Er zaten veel lieve en goeie meiden bij. Ik heb daar dan ook wel verdriet van gehad en ben daar nu op latere leeftijd niet trots op. Dat had ik soms ook anders kunnen doen. Spijt, dat klinkt wel zwaar. Het Engelse woord regret is beter”, zegt Cremer in een poging om het privé-onderwerp te verlichten.
“Achteraf ben ik die vrouw gaan haten die mijn Amerikaanse dochter heeft afgenomen. Haar moeder stond aan de top in de Newyorkse balletwereld. Een primaballerina oorspronkelijk uit Belgie.”
Die ellende heeft me drie jaar van mijn leven gekost. en dat vergeef ik haar nooit. Maar ja, zo hard is het leven.”
De biecht is afgenomen, we kijken nog naar de fresco’s en religieuze schilderijen van Pietro Perugino. “Prachtig! Heerlijk om hier te kijken en te genieten”, fluistert de voormalige kunstbarbaar zachtjes.
De kaf van het koren
We verlaten de kerk en lopen de zonnige materiële wereld weer in. Ik vraag Cremer naar zijn mening over de huidige situatie in Italië, de eurocrisis, zijn mening over de financiële chaos, de dreiging van directe armoede in Europa. Cremer: “De eurocrisis en de eventuele armoede zijn misschien wel goed om het kaf van het koren te scheiden. Ik heb in kindertehuizen gezeten. Mijn moeder kon door geldgebrek niet voor mij zorgen. Ik ken armoede, echte armoede: halfje brood, beetje kaas… En dat voor de hele week. En alleen op zaterdagavond kon de kachel aan. Echte armoede! Ik voel me helemaal thuis met armoede. Het enige waar ik me zorgen over maak bij deze crisis”, zegt Cremer lachend, “dat ze die mij in de schoenen schuiven. Dat ik het weer gedaan heb! Stel dat er op een gegeven moment geen geld meer bij de bank is, dan kan ik mijn olijfolie ruilen voor brood,meel en wijn.
Ik ruil mijn olie nu al in Parijs,Basel Berlijn en Antwerpen bij bevriende restaurateurs en dat wordt verrekend met overnachtingen en diners. Dat deed ik vroeger ook al, ‘barteren’ met schilderijen voor eten en onderdak. Voor politiek heb ik totaal geen interesse. Ik lees de internationale kranten en bekijk de cultuurpagina’s. Ik lees liever historische boeken en reisverhalen. Bijna geen romans. Veel auteurs willen van die ‘te mooie’ zinnen schrijven. Ik heb daar geen geduld voor en ga puur voor inhoud, kennis en informatie. Over zaken die mij bezig houden. Ik ben trouwens erg benieuwd naar die nieuwe film ‘Nova Zembla’. Dat is een onderwerp waar ik naast Napoleon, de Herrmannschlacht en Marco Polo veel van weet en dat mij interesseert.”
Krampachtige ziekenfondsliteratuur
“In 2012 kom ik met een nieuw boek, maar daar praat ik liever niet over. Nu eerst verder schilderen voor het Cremer Museum dat in het najaar van 2012 opent. Het museumgebouw is een historisch pand in Enschede met een moderne aanbouw van de architect Rem Koolhaas. Het wordt niet alleen een museum over mij, maar ook een cultureel centrum voor toneel en allerlei evenementen. Wat ik mij wel eens afvraag waarom ik niet gevraagd wordt om een nieuw toneelstuk te schrijven. Ik ben een theatermens en heb veel theaterstukken geschreven. Met veel succes. In Nederland, België en Duitsland heeft dat volle zalen getrokken. Het is allemaal zo’n ingeslapen zooitje in Holland op cultureel gebied. Ook op het gebied van de Nederlandse literatuur. Ik vind het allemaal slappe, onleesbare, krampachtige ziekenfondsliteratuur. Met de beste wil kan ik dat echt niet lezen! Het gaat vooral over allerlei ziektes en zo. De enige Nederlandse schrijver die ik graag blijf volgen, is Jan Brokken. Ik heb hem weleens de Nederlandse Graham Greene genoemd; die mag ik wel graag lezen. Verder is de Nederlandse literatuur voor mij niet interessant: te zielig, krampachtig en saai. Ze gooien elkaar letterlijk dood met allerlei prijzen. Het zal ook verder nooit wat worden in de wereldliteratuur. Ik beschouw mijzelf ook niet als een Nederlandse schrijver. Ik beschouw mijzelf als Duits-Angelsaksisch wat betreft schrijfstijl. Niemand kan zich met mij vergelijken in Nederland. Ik zit meer in de hoek van Kurt Malaparte van het boek ‘Kaputt’ of Ruth Scurr’s ‘Fatale Zuiverheid’. In de New York Times werd ik vergeleken met Maksim Gorky, Jean Genet, Henry Miller en Louis-Ferdinand Celine.”
‘Ik moet nog steeds beginnen’
De ochtend is om, en we rijden naar zijn huis annex atelier tussen de, olijfboomgaarden voor een uitgebreide lunch. Korenvelden staan nu leeg en de wijngaarden zijn aan het vergelen. We slaan af bij een onverharde weg en zigzaggen verder over rotswegen. Bij aankomst is het uitzicht over het landgoed prachtig en de volledige stilte op het land is indrukwekkend. Cremer: “Dit is eigenlijk mijn eerste huis dat ik heb gebouwd, maar ik ben hier niet gebonden. Ik ben een opgejaagd dier, zeg maar een vos. Ik denk nog altijd: Morgen moet ik beginnen. Ik ben nu eenenzeventig jaar en ik moet nog steeds beginnen. Mijn laatste boek of schilderij is goed, maar morgen doe ik het nog beter.” We lopen door het ruim opgezette schildersatelier. Cremer laat een serie reusachtige doeken zien die voor het Jan Cremer Museum bedoeld zijn. Sommige zijn nog niet af; de bijzondere geur van verse verf hangt in de ruimte. “Dat ruik ik na een halve eeuw niet meer”, zegt Cremer.” In het atelier spreekt hij vrijuit over zijn kunst zonder cynisme, achterdocht of pogingen om publicitair te choqueren. Iets wat jaren geleden een vast ritueel was en journalisten tot wanhoop dreef en de natie met sappige quotes en oneliners in verwarring bracht.
Een mooi-lelijk-schilderij
“Wat voor mij belangrijk is, is niet of Willen de Kooning of Karel Appel of wie dan ook hoger op de kunstladder staan. Ik heb hierover een theorie. Ik ben academisch gevormd en ik heb enorme materiaalkennis. Dat vind ik heel belangrijk. Al jong in Parijs leerde ik hoe kunstschilders hun eigen verf maakten met olie en pigmenten. Ook realiseerde ik me dat iedereen die een beetje met een kwast kan rommelen een mooi schilderijtje kan maken. Dat is voor mij helemaal niet moeilijk. Zó mooi kan ik schilderen dat de tranen van schoonheid over je wangen zullen stromen! Ik draai juist moedwillig die cultuur de gevoelige nek om! Door de traditionele waarden drastisch om te keren, bereik ik wat ik wil. Dat deed ik al in 1959 en nog steeds. "Schilderen is de kunsthistorie vernietigen" Een mooi-lelijk-schilderij maken is moeilijker en dat is juist voor mij belangrijk. Mensen moeten schrikken en versteld staan. Ook nu nog anno 2011 roepen ze bij zogenaamd gerenommeerde moderne kunstgaleries "Het is wel erg wild wat je maakt. Dat durven wij zo niet te exposeren." Ik ben de cultuur altijd een paar stappen voor geweest. Iedereen was in de jaren zestig bezig met abstract expressionisme. Ik werkte al in 1964 aan de schilderijen met koeien, de Hollandse landschappen en de beroemde tulpen die ik schilderde in New York. Ik was en ben iedereen altijd ver vooruit. Geen grootspraak, maar een feit.”Heb je toch niet het idee dat je schrijfwerk je schilderwerk heeft geremd?”, vraag ik. “Nee hoor, ik kan gewoon niet anders. Als er ook maar één moment of ingeving was geweest dat me had doen beslissen om, óf alleen maar te schrijven, óf alleen nog te schilderen dan had ik het gedaan. Gelukkig, of helaas, dat weet ik niet, doe ik het beide. Ik kón en kán niet anders. Ik kijk trouwens vrijwel nooit terug maar altijd voorruit. Recht zo die gaat. Ik ben nog volgeboekt tot 2040.”
Milder
Cremer kijkt in de ondergaande zon. Er bekruipt mij een gevoel alsof de eenzame volksheld uit mijn jeugd een tevreden mens is. Cremer: “Tevredenheid staat niet in mijn woordenboek. Is niet mijn streven. Ik ben altijd op zoek, volg mijn gevoel en ga sowieso mijn eigen gang. Je bent dan vóór mij of tegen mij. Daar is mijn hele bestaan op gebaseerd. Daar teer ik op en daar prijs ik me zelfs gelukkig mee. Er komen dagelijks stapels uitnodigingen en aanvragen binnen voor van alles, maar aannemen doe ik er hoogstens eentje. Ik ben geen figuur voor society. Ik ben een eenling en hoor nergens bij. Er is wat mij betreft ook totaal geen verschil tussen hoe ik daar vroeger mee omging en nu. Zelfs dit interview, nu of vroeger, mijn antwoorden zijn hetzelfde. Behalve misschien dit: het vervelende van ouder worden is dat je milder wordt. Dat ik nu bijvoorbeeld aan mijn verloren liefdes denk terwijl nu op het terras, in het stadje zoveel flirtende Italiaanse schoonheden voorbijschrijden. Tsja, ik zeg het nogmaals,het leven is hard.”
Jan Cremer is mijn idool al jaren Ik heet Lowy Cremrs dus een letter meer.Ik schreef een boek zat ook op de wilde vaart ben ook nu 74 jaar Zou gaarne het email adres van Jan Cremer willen hebben.Wie kan me er aan helpen.Ik heb groot nieuws voor Jan.Ik woon na 2 mislukte huwelijken in Thailand en heb de mooiste en liefste vrouw van mijn leven gevonden 20 jaar jonger.
BeantwoordenVerwijderenLaat me weten als iemand weet waar ik Jan Cremers kan bereiken.
mvg Lowy en Honnyby Cremers Thailand