“Ik ben Caransa niet!”

 


“Ik ben Caransa niet!”


Verteld door Maurice Schelvis








“Zelfs na al die jaren droom ik soms nog van hem.
Maup Caransa blijft ook na zijn dood in het nieuws, hoe hij het flikt is ongelooflijk.”

Aan het woord is de drie en tachtigjarige Maurice Schelvis geboren in 1938.

Beroep; Zakenman & Levensgenieter.


Ex schoonzoon van Maup Caransa en nog belangrijker; Maurice is de vader van Salo en Maurits Schelvis/Caransa. 

Salo en Maurits, zijn zoons vormen de huidige directie van het familiebedrijf de Caransa Groep. B.V.


“De Nederlandse pers en met name de Telegraaf was altijd al dol op hem, gaat hij verder. 

Zelfs nu nog in Februari 2022 staan er regelmatig artikelen over hem in die krant, of over zijn recent bij Bonham geveilde Rolls Royce of over de activiteiten van zijn nalatenschap de Caransa Groep N.V.” 


Met de aangekondigde en groots opgezette musical “De Koning van Amsterdam” gepland voor 2022, maar inmiddels alweer verschoven naar medio 2023  staat nog altijd de naam Caransa bijna dagelijks in het nieuws.


“Met die musical “De Koning van Amsterdam” musical krijgen we een heel ander beeld voorgeschoteld dan de harde werkelijkheid, zucht Maurice Schelvis in zijn appartement in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh.





 

Het mysterie van de man; Maup Caransa. 


We leven bijna weer net als in de jaren ‘30 van voor de oorlog in de vorige eeuw. 

Een tijd waarin mensen ook nu weer snakken naar vertier en ontsnapping van de realiteit. Een tijd net als toen van crisis naar crisis en Covid lockdowns.

Musicals gaan over dromen, bladgoud en muziek geschreven door de onlangs overleden Henny Vrienten. Met in de hoofdrol als Caransa de eveneens gerenommeerde acteur Pierre Bokma. 


Maup Caransa was een door het leven getekende joodse harde zakenman met een dubieus oorlogsverleden en een dramatische ervaring als slachtoffer van een in nevelen gehulde ontvoering, waarbij hij 10 miljoen gulden moest inleveren. Tegenwoordig representeert dat dat ongeveer een bedrag van 4.537,802 Euro.


Ook nu met de herontwikkeling van bijvoorbeeld de beroemde Heineken Hoek op het Leidseplein in Amsterdam. Samen met Heineken Nederland staat de Caransa groep nog immer in de publieke schijnwerpers terwijl de zonen van Maurice Schelvis zich in totale stilte verschuilen achter de façade van een imperium gebouwd door hun markante grootvader.

 

De naam Caransa is inmiddels niet meer weg te denken en staat voor de wat oudere Amsterdammer synoniem voor een gewone joodse jongen die het van straatschoffie tot multimiljonair heeft geschopt. 

 

‘​​Ik ben Caransa niet’ was toen een vaak gebruikte zin binnen Amsterdamse gezinnen die het niet breed hadden. 

Het betekent hetzelfde als; ‘Het geld groeit me niet op de rug!’

Dit naar aanleiding van de onderhandeling van Caransa over zijn losgeld tijdens de beruchte ontvoering in oktober 1977. 

De ontvoering van Maup Caransa is een klassieker in de Nederlandse misdaadgeschiedenis en staat te boek als de allereerste ‘’kidnaping’’ binnen Nederland. 

 

 

Maar wie was Maup Caransa echt, en hoezo was hij een koning?

 

“De Koning van Amsterdam” musical is dan ook een doorn in het oog van ex-schoonzoon Maurice Schelvis die er ook wel weer om kan lachen.


‘’Ze hadden er zo-wie-zo een drama voorstelling van moeten maken, een treurspel, met een hoop intrige en leugens!

Ik was er voor het grootste gedeelte bij, tijdens zijn eerste echte grote zakelijke success en kende zowel zakelijk als prive Maup Caransa als geen ander.”

 

“Dat ik hem op wat latere leeftijd tegenspraak en niet meer boog voor hem heeft mij toen op persoonlijk vlak veel gekost, mijn gezin om het belangrijkste te noemen. 

Maar het heeft mij ook veel gebracht en ik heb er ook veel ervan geleerd. Inmiddels ben ik op een leeftijd dat ik voor mijn twee kinderen Salo en Marcel mijn kant van dit verhaal wil vertellen.”


‘’Opmerkelijk is het om te merken dat mijn beide zonen zodanig zijn gemanipuleerd en gehersenspoeld om ook nu nog als volwassen mannen met eigen kinderen geen contact te willen hebben met hun echte vader. 


Dat steekt en is voor mij misschien wel de beste redenen om aan jou dit verhaal te willen vertellen. 

Het is geen afrekening naar hun toe of naar Caransa, maar misschien wel mijn therapie om het te verwerken en mijn zonen inzicht te geven hoe en wat er precies allemaal is gebeurd.”  






Op het Waterlooplein


Het leven van Maurice begon op het Waterlooplein huisnummer? en mede door zijn huwelijk met de dochter van Caransa leert hij al vroeg de klappen van de zweep op het gebied van de autohandel en later in onroerend goed via zijn illustere schoonvader. 

 

De jaren na zijn huwelijk met Rachel Caransa stonden in het teken van een gevecht om rechtvaardigheid en de omgang met zijn zoons.

Dat gevecht werd niet zoals wel vaker gebeurd gevoerd met zijn ex-vrouw maar met zijn ex-schoonvader Maup Caransa. 


Daarna zoekt Maurice het geluk op met zijn tweede huwelijk en dochter in Zuid Frankrijk en in Monaco. 

Als ras ondernemer is hij actief in de automobielhandel, textiel winkels, een en als uitbater van restaurant Palm d’Or een bekende horecagelegenheid  en casino-backgammon club aan de Stadhouderskade in Amsterdam.

Daar ontmoet hij iedereen en kent iedereen Maurice binnen het Amsterdamse uitgaansleven, maar ook internationale sterren as Gilbert Becaud en,,,?? zijn persoonlijk vrienden die graag bij “Maurice” en zijn vrouw ?? Theeboom  een hapje kwamen eten en backgammon of roulette spelen. 

Ook de gezochte ontvoerders van Maup Caransa kwamen graag bij Maurice hun geluk beproeven zonder dat ze wisten wie Maurice werkelijk was. Maar daarover later meer.

    

Uiteindelijk vertrekt hij in 19?? naar Thailand en beleefd een aantal mooie jaren en zakelijke successen in Thailand-Phuket. 

Hij leeft “rustig” sinds 2013 in Phnom Penh Cambodja.



Maurice heeft inmiddels ‘drie en tachtig’ rondjes om de zon gedaan, maar eerst beschrijven wij zijn “eerdere leven” vanaf het Waterlooplein en onze ontmoeting en hoe dit verhaal tot stand is gekomen. 


Het is koningsdag, een groepje Nederlandse expats vieren met elkaar gemoedelijk s avonds het feest in een restaurant van een andere Nederlandse succesvolle ondernemer in de hoofdstad van Cambodja, Phnom Penh. 


‘’Hi ik ben Maurice.’’


Bij het binnenlopen van het knal oranje versierde zaaltje heb ik snel een gezellig en leuk gesprek met een oudere heer die relaxed met een koud drankje zich aan mij voorstelt;


‘’Hi ik ben Maurice.”

We lachen om onze Amsterdamse connectie en er valt mij gelijk een heerljke herkenbare Amsterdams tongval op in zijn stem.

Denk daarbij aan de stem van Johan Cruijff of Sjaak Swart. 

Maurice is een ras Amsterdammer! 

Daarbij spreekt niet echt plat Amsterdams maar heeft wel die manier van praten en doen die mij ook sterk doet denken aan bepaalde mensen uit mijn jeugdjaren in het oude Amsterdam van toen. Maurice en ik zitten ondanks zijn twintig jaar leeftijdsverschil al snel op dezelfde golflengte.


Al doende hebben we het natuurlijk ook over de verschillende beweeg redenen waarom wij in het verre Cambodja leven, en daarbij vertelt Maurice mij kort wat flarden over zijn lange en boeiende, aparte leven.

 

Na verloop van tijd valt de naam van Maup Caransa. 

Uiteraard ben ik op de hoogte van deze persoon uit de collectieve Amsterdamse geschiedenis en zie gelijk het Rembrandtplein s’avonds in de regen voor mij met het prachtige Schiller hotel, en daarnaast de fameuze Schiller Bar. 

Daar waar ook ik graag kwam in de begin jaren negentig toen Schiller een zeer populaire ontmoetingsplaats was voor reclame jongens fotografen, modellen en kunstenaars.


Maurice vertelt over de jaren daarvoor, in de ‘60s toen de Schiller Bar vooral een vaste ontmoetingsplaats was van de zogenaamde Amsterdamse ‘’getapte jongens’’ uit het grote onroerend goed en de losse handel. 

Mannen zoals; Reinder Zwolsman, ome Ko…, etc, etc de broertjes van der Meijdens, de beruchte bunkerbouwers en natuurlijk eigenaar de beminnelijke Frits Schiller. 


Bekende figuren, zakenpartners en de bijrolspelers voor in dit boek en grondleggers bij de handel en wandel van Maup Caransa. 


Daar in de rook van sigaretten en sigaren, luid gelach en het ondertussen maken van allerlei dealtjes zat ook Maurice met Maup Caransa vrijwel dagelijks aan hun tafeltje bij Schiller.


Was het Caransa alleen al niet om een koffietje te doen en zijn immer voortdurende plannen en handel te smeden en pandjes te kopen en soms op dezelfde dag met een stevige winst weer van de hand te doen.

 

Bij dat sociale theater hoorde ook dat hij iedere dag zijn haar liet doen, in een klein pandje naast het Schiller hotel was gevestigd…naam kapper…

Voor Caransa en later met zijn schoonzoon Maurice was het Schiller hotel en de bar toen een openbare huiskamer. Het was dan ook uiteindelijk de Maup Caransa die in het bezit kwam van het Schiller hotel toen Frits Schiller het hotel moest verkopen. Daarbij bezwoer Caransa het hotel in zijn huidige vorm te behouden.  


Gaandeweg tijdens ons gesprek vallen er meer bekende namen en verhalen over voorvallen van vroeger, zijn huwelijk met dochter Rachel Caransa, over de problemen die hij had met hem uiteindelijk en de ontvoering van Caransa.

We spreken uiteindelijk af dat we het levensverhaal van Maurice Schelvis zullen optekenen uit de mond van de man zelf. 


Het eerste wat een beetje journalist zich afvraag, hoe kan ik die verhalen die mij worden verteld op waarheid ‘fact checken?’



Onze hoofdpersoon Maurice Schelvis heeft van zeer dichtbij in en bij de familie Caransa een rol gespeeld tussen 1965 en 1972.


Die aankomende theatervoorstelling ‘De koning van Amsterdam’ is natuurlijk een fantasie voor het grote publiek om zich te vergapen. De waarheid is natuurlijk veel complexer en misschien ook niet. Caransa deed wat hij dacht te moeten doen. Maurice Schelvis was een van de getuige.


 

Een mensenleven is bijna voorbijgegaan, met die wetenschap wil Maurice zijn eind rekening opmaken. Al is het alleen maar voor zijn twee zoons die nog immer onder de betovering van het geld en de leugens van Caransa leven. 

Het Caransa fortuin speelt ook daarbij voor altijd voor iedereen in de directe Caransa omgeving een leidend motief.


De complete waarheid over Caransa is na meer dan zestig jaar niet meer in schrift of in documenten te achterhalen. Ook de jaren daarvoor toen Caransa nog leefde wilde maar heel weinig mensen zich uitspreken uit angst voor repercussies van zijn advocaten. De mensen van vroeger uit het Waterlooplein waren bang voor hem.

Wat overblijft is zijn de verhalen, de feitelijke gebeurtenissen zoals die binnen zijn familie hebben plaatsgevonden. Maurice Schelvis en zijn twee zonen hebben dat persoonlijk allemaal meegemaakt. Daarom is dit uitsluitend het persoonlijke verhaal op rekening van Maurice Schelvis.



“Maurice is Caransa niet!”   





Maurice kende de hele familie Caransa en Maup in het bijzonder al sinds zijn jongste jaren als buurjongetje en later, na de onderduikperiode als jongste service monteur bij de autogarage en benzinepomp van Caransa op het Waterlooplein.


Caransa stierf in 2009 op vergevorderde leeftijd. Daarbij leefde hij die laatste jaren een zeer teruggetrokken bestaan binnen zijn villa in Vinkeveen.

 

Gedesillusioneerd geraakt na zijn spraakmakende ontvoering in 1977 gaf hij vrijwel geen interviews meer. De jaren voor zijn ontvoering was Caransa juist een zeer populaire persoonlijkheid die iedere publiciteit gebeurtenis in zijn voordeel wist te gebruiken.


Ongetwijfeld kent u onze achtergrond 


 

Wij hebben de twee zonen van Maurice Schelvis die nu onder de naam Caransa door het leven gaan leven en de huidige directie vormen van de Caransa groep N.V. voor een gesprek benaderd.

Met het vriendelijke verzoek voor open voor een gesprek om het bijzondere leven van hun opa en hun vader nader te kunnen verklaren en bepaalde gebeurtenissen voor de eeuwigheid uit te spreken en te kunnen verifiëren en optekenen. 

Er stiekem erop hopende dat op deze manier voor vader Maurice een gesprek en ontmoeting met zijn twee zoons zou hebben kunnen plaatsvinden. 

Wellicht zou ook zijn verhaal een andere lading en authenticiteit hebben gekregen.    

Als antwoord op mijn verzoek tot een interview afspraak kreeg ik het volgende kenmerkende antwoord;


‘’Wij kunnen jullie verzoek niet honoreren. Zoals wij eerder aan de media hebben bericht, doen wij niet aan interviews. Alleen op zakelijk vlak hebben wij meegewerkt aan een artikel over de projecten waarmee wij bezig zijn en waar jullie ook naar refereren.

Ongetwijfeld kent u onze achtergrond en daarom proberen wij uit de publiciteit te blijven. Ook hebben wij ons ver gehouden van boek uitgiftes over onze grootvader en musicals. Dit gebeurt geheel op eigen titel. Wij zijn niet van het juridisch aanvechten via de pers om iets tegen te houden.  

 

Wij gaan er vanuit dat voor het door ons ingenomen standpunt begrip is, en wij als familie ons bezig kunnen houden met onze inspanning om invulling te geven aan, zoals wij het zeggen “vernieuwingen die er toe doen.”

 

Met vriendelijke groet,

 

Salo Caransa. (zoon van Maurice Schelvis)


Dit is dan ook het eerlijke en directe persoonlijke verhaal van Maurice, op getekend in Phnom Penh, Cambodja, begin 2022. 


‘’Ach zegt Maurice, ik kan jou wel alles vertellen want ik wil dat mensen weten wie hij werkelijk was. Een ordinaire bandiet, een godfather figuur, drugs verslaafd chrizofreen.

Wanneer de mensen in Holland het er niet mee eens zijn kunnen ze me aanklagen wat ze willen, het maakt mij niets meer uit. De waarheid is hard soms. Hier in Cambodja kunnen ze me toch niets maken, dit is mijn persoonlijk verhaal.’’



‘Caransa, de macht van geld en illusie’.


 

‘’Dat moet ik hem wel nageven, hij had altijd een geweldig goed gevoel voor publiciteit. Of laat ik het anders zeggen, Maup Caransa was altijd al heel publiciteit geil en wist altijd de media perfect te bespelen’’. 


Een ronde Amsterdammer, joviaal, dynamische en altijd aan het handelen in het belang van en behoud van Amsterdam en vooral voor het Rembrandtplein. 

“Dat imago was zijn rookgordijn.’’ 


“Onze echte realiteit binnen de familie was volledig anders, Caransa was een ordinaire ‘sjacheraar’. Handelaar in leger dumpgoederen en later in vastgoed. 

Een pure speculant met maar één doel voor ogen; keihard zaken doen en zo veel mogelijk winst maken.

Zijn geld desnoods voor uit de klei trekken. Dat was zijn filosofie. Meer niet.


Laat ik daarbij eerlijk zijn, want ik was eigenlijk net zo. Zachter en wat vriendelijke maar dat was ook mijn kracht. Caransa was een ordinaire krachtpatser, en zeker in mijn jeugdjaren ook een soort held voor mij. 

Verschil was dat ik in mijn leven heb geleerd ook mijn verlies te kunnen nemen en altijd voor mijn geld handelde om er leuk van te kunnen leven en leuke dingen te doen, niet voor alleen het geld.”


“Ik zat dus bij hem 15 jaar in de directe familiekring en kan zeggen dat het perfecte plaatje op geen enkele manier de waarheid benaderd. 

Maar mensen die hem direct en indirect gekend hebben weten dat ook wel. Eigenlijk weet iedereen in Nederland dat Caransa eigenlijk een dubieuze “Godfather’ figuur was.”


Na zijn geruchtmakende gijzeling in 1977 was zijn goede verstandhouding met de media en eigenlijk ook de politie helemaal over. Hij heeft er nog twee jaar alles aan gedaan om de daders en het losgeld te vinden maar dat liep uit op een debacle.Daarna was het stil.

Mijn twee zoons die nu in het Caransa bedrijf directeuren zijn spreken principieel niet, of heel spaarzaam met de pers en suggereren dat die ontvoering de reden is, maar ik geloof daar niks van.’’ 


‘’Dat die musical over Caransa een flop gaat worden kan ik je ook garanderen. 

Het was veel beter om er een theater drama stuk van te maken met de titel "THE GODFATHER VAN AMSTERDAM." 



‘’Wij kwamen van het Waterlooplein in Amsterdam, het Waterlooplein van vóór de oorlog wel te verstaan. 


Vóór de tweede wereldoorlog was het gebied rond het Waterlooplein wat men ‘de Jodenbuurt’ noemde. Een eeuwenoude Amsterdamse buurt waar echte Amsterdammers leefden en hard werkten.

Veel gezinnen zoals wij, de familie Schelvis leefden met zes tot tien kinderen in een bijna krotwoning en werkte als marktkoopman of wasvrouw.

Of in het geval van Maurits (Maup) Caransa zijn vader Salomon Caransa die werkte, als kolensjouwer. 

“Wij hadden het eigenlijk relatief goed want mijn vader ‘Sally’ had zijn eigen vrachtwagen en daardoor altijd werk. Maar het was wel sappelen, zeker voor de oorlog. Daarna kwam ik erbij als nakomertje. Mijn moeder wist tot vlak voor de geboorte niet eens dat ze zwanger was. Ik was een garnaal bij geboorte.’’

“Mijn drive om op jonge leeftijd te willen willen werken en zo snel mogelijk stoppen met school zat er al van het begin in. Werken, geldverdienen voor Ma en Pa en auto’s repareren. Zoeken naar meer klusjes en goed werk zodra het mocht van de schoolinspectie dienst.’ 

Vader, Sally Schelvis heeft dan een eigengebouwde vrachtauto en doet vrachtjes. Moeder Duifje Schelvis is huisvrouw en zorgt voor het gezin van vijf personen dat bestaat uit Maurice’s oudere zuster Esther, de broers Salomon en Nathan.

Het echte hart van Amsterdam is er door de oorlog uit getrokken en is daar nooit meer iets moois voor terug gekomen. Wat er wel voor terug kwam, na de oorlog was een sfeer van verpaupering, afbraak voor de metro. Later in de jaren tachtig, de demonstraties tegen het controversiële nieuwbouw plan en de realisatie van het lelijkste gebouw van Nederland ooit. De bunkerbouw stijl van het ‘Maupoleum’. 

“Vroeger toen wij er nog woonde was het Waterlooplein nog heel bruisend, maar vreselijk arm ook. Veel huizen vielen van rottigheid bijna in elkaar en hele gezinnen met zes kinderen of meer woonde in die krotten. En ik kan het weten, want ik ben tussenin opgegroeid’’.   

Een verdwenen wereld en de geest van vermoorde mensen hing daar rond, van een vooroorlogse wereld waarvan meer dan honderdduizenden Nederlandse Joden werden gedeporteerd tijdens de Duitse bezetting.

“Onze Waterloopleinbuurt, waar ik en ook Maup Caransa zijn geboren en opgegroeid. 

Wij, de familie Schelvis, met mijn vader Sally (Salomon)  kende iedereen en iedereen kende Sally. Amsterdammers sinds 1865.

Ook de familie Caransa leefde en woonde bij ons in de Jodenbuurt. Maurits Caransa is in de buurt bekend onder zijn straatnaam Maup. Een grote roodharige jongen die al jong de knallen van de zweep leert kennen en ook jong van school moet en dan aan het werk wordt gezet. 

Er is even wat licht in de wereld van Maup als zijn vader geluk heeft in de staatsloterij en een behoorlijk bedrag wint. Maup is nog jong en een wildebras die het geld snel heeft uitgegeven in Parijs en berooid en met hangende pootjes terug komt naar Amsterdam. 

Duistere Oorlogsjaren van Caransa

Tijdens het eerste oorlogsjaar trouwt Caransa op 9 oktober 1940 met zijn niet joodse vrouw Frederika Maria Heijsteeg. 

De ouders en drie broers van Caransa overleven de Nazi’s niet en worden vermoord in het vernietigingskamp Sobibor in 1943. Sobibor bestond met als enig doel Joden te vermoorden. De overgrote meerderheid van de gevangenen werd binnen enkele uren na aankomst vergast. Alleen Maup en zijn zuster…naam? Overleven de oorlog.


Door een gemengd huwelijk met een niet Joodse vrouw ontloopt Maup hetzelfde lot van het concentratiekamp. Door zijn rode haar en blauwe ogen zag hij er niet bepaald uit als de door de Duitsers gekarakteriseerd typische jood, iets dat wellicht wat heeft geholpen. Hij heeft naar het schijnt door een gedwongen medische ingreep weg weten te komen uit het concentratiekamp Westerbork.


Tijdens de Duitse bezetting van 1943 werd sterilisatie in Nederland toegepast op joden die met niet-joden waren getrouwd. 

Om in leven te mogen blijven werden veel jonge joodse mannen met een christelijke echtgenote in de bloei van hun leven 'ontsierd', zoals de Duitsers het smalend noemden.

Caransa die in 1943, toen hij 27 jaar was, van de SS'er Aus der Fünten te horen kreeg dat hij aan deportatie kon ontkomen door zich te laten steriliseren. Na deze, volgens de Duitsers, ‘'harmloser Eingriff' zouden hij weer naar huis mogen en hoefden de gehate jodenster ook niet meer te dragen.


Deze onmenselijke situaties en het persoonlijk drama van de oorlogsmisdaden, waardoor hij zijn familie verloor heeft Maup Caransa natuurlijk gevormd voor de rest van zijn leven.


Desondanks zijn verdriet en vernedering liet hij tijdens de oorlogsjaren het er niet bij zitten. 

Caransa werkte onder duistere en naar het later blijkt moeilijk te traceren omstandigheden een klein fortuin bij elkaar in die oorlogsjaren en was ook aan de jodenvervolging ontsnapt. 


Daardoor pakte hij gelijk zakelijk profiteren van de wederopbouw in de jaren die volgen.Caransa woont dan nog steeds op het Waterlooplein maar is dan al naar de naoorlogse omstandigheden en in vergelijking met de andere overlevenden van de Nazi’s een relatief rijk man.

Caransa geboren op 5 Januari 1916 was dus een stuk ouder dan onze Maurice Schelvis uit 1938.


‘’Joods zijn was voor Maup en ook voor mijzelf meer een gevoel van ergens bij horen en weten en begrijpen dat je door de maatschappij als ‘anders’’ wordt bestempeld. 

Wij waren geen orthodoxe of belijdende joden. Zelf ben niet naar de Sjoel gegaan en ook Maup was daarin niet in geïnteresseerd. 

Van huis uit werden wij daar ook niet toe aangespoord. Wel hielden we met onze ouders ons aan de Joodse riten en feestdagen maar verder dan een gevoel en weten dat we Joods zijn was er niet.’’



Blijkbaar was het soort of ‘stam’ van Jood zijn voor Caransa niet van belang want hij heeft er persoonlijk voor gezorgd dat ik en zijn dochter Rachel, tot elkaar werden gebracht zonder die scheiding tussen de verschillende joodse stromingen. Caransa was van huis uit een Sefardische joods gezin. Wij van Schelvis waren gewone Asjkenazische Joden. Toen we ons gingen verloven en min of meer door Maup tot een huwelijk werden aangespoord was dat even een dingetje voor in de Portugese synagoge. Uiteindelijk zijn we door de liberale rabbijn Abraham Soetendorp getrouwd.” Ook rabbijn Soetendorp was als kind net als ik ondergedoken geweest bij een katholieke familie in 1943-1945.” 


‘’Die oorlog en de onderduik en alles wat dat met zich mee heeft gebracht heeft ons natuurlijk ook als jood gevormd. Israel, de zelfidentiteit, de manier waarop we hier in Amsterdam na de onderduik als paria’s werden behandeld en aan ons lot werden overgeleverd.  Alle verdriet van onze vermoorde familieleden en vrienden speelt daarbij misschien wel de grootste rol in ons gezamenlijk joods zijn. 

Ook later tijdens mijn eigen functioneren in de maatschappij maar ook in dat van Maup Caransa. Het heeft het er toe bijgedragen dat wij altijd buiten dezelfde Nederlandse maatschappij stonden als “buitenstaanders’’ 

En zaken deden met anderen. Misschien heb ik mijzelf daarom ook uiteindelijk letterlijk buiten de maatschappij in Nederland geplaatst toen ik eenmaal wat centjes had. 

In 1972 ben ik geëmigreerd naar Monaco, daarna naar Thailand en nu al sinds 10 jaar in Cambodja leef.”

“Joods zijn zei mij persoonlijk natuurlijk toen als kind nog niks, maar ik wist wel dat Caransa toen al een belangrijke man was in onze buurt.

Later hoorde ik ook de minder goede zaken over Caransa waar men in de buurt liever niet over sprak, want hij was groot en had altijd een groepje sterke jongens om zich heen die ook in de oorlog niet bepaald netjes waren geweest. Ook hoorde we goede dingen over hem en zijn knokploeg die het tegen de NSB er en W.A. die beruchte fascistische weerbaarheids afdeling van Mussert had opgenomen. 

Maar er waren ook genoeg buurtgenoten die na de oorlog niks met Caransa meer te maken wilde hebben. Toen ik voor hem werkte merkte ik dat maar vaak genoeg. We deden dan zaken met die mensen zonder zijn naam te laten vallen, terwijl het geld natuurlijk wel weer naar Caransa liep.”

 

“Het Waterlooplein was voor de oorlog  een enorm drukke en gezellige buurt. Wij keken dan ook vanuit ons balkon recht op de marktkramen onder ons huis. Er werd allerlei tweedehands spullen verkocht. 

Kraampjes met tweedehands horloges. Afgedankte huisraad, fietsen, radio’s, etc, etc.

Er was van alles te koop. Het was altijd al een vlooienmarkt. 

Veel arme joodse families woonde daar. Eigenlijk was Caransa een van de weinige rijke joodse mensen die er woonde na de oorlog. De straten en stegen en grachten achter het Waterlooplein waren echt de jodenbuurt.


Voor de oorlog was ook Caransa nog arm. Zijn vader was een kolenboer. Toen de oorlog uitbrak was hij in de twintig jaar. Hij was jong getrouwd met een christenvrouw. Hij werd in eerste instantie met rust gelaten, om dat gemengde huwelijk. Hij heeft zich moeten laten steriliseren, dat kon hij nog net toelaten na de geboorte van zijn enige kind, later mijn vrouw. 


Hij heeft mensen die gedeporteerd werden berooft, samen met jongens als Cor Coster, later de schoonvader van Johan Cruijff. En Sam Olij, de bekende olympische bokser en politieman die massaal joden verraden.

Olij,heeft toen in 1945 ook zijn olympische boks vriend Ben Bril verraden. En daar had je Abraham Puls. Dat was een bekende en gevreesde ondernemer tijdens de oorlog in Amsterdam. 


Puls was eigenaar van een verhuisbedrijf, gevestigd aan de Kerkstraat. Dit bedrijf kreeg in de oorlog een slechte naam doordat het meewerkte aan het leeghalen van de woningen van Joden en andere gedeporteerden. Dat leeghalen van Joodse huizen noemde we toen een ‘pulser’. Caransa was ook een ‘pulser’ dat was de term voor mannen die de huizen leeg haalden van de gedeporteerde joden.

 

Na de oorlog was hij al rijk en had een paar ton in guldens in zijn bezit. Hij kocht daarna dat garagebedrijf op het Waterlooplein, hij had een mooie auto. Caransa , Caransa iedereen had het erover.

Hij was een soort godfather, hij hielp mensen alleen als hij er beter van werd. Die paar families die terug waren gekomen die waren allemaal alles verloren. De hongerwinter was net voorbij, er was helemaal niets meer.”

“De organisatie van onderduik kinderen lieten families niet bij elkaar, ik en mijn zuster waren een uitzondering, omdat ik nog zo jong was. Daarom mocht ik bij mijn oudere zuster blijven. 

Vader Sally en moeder Duifje en alle kinderen werden los van elkaar ondergedoken. De huizen en straten van toen zijn allemaal na de oorlog gesloopt. De oude bewoners waren vermoord in de concentratiekampen en de huizen verkrot. Tijdens de oorlog als deels binnen gesloopt voor brandhout en iets van waarde, als er al nog wat te halen viel. De planning om de buurt te slopen was al voor de oorlog genomen. 

Dat de joodse mensen niet terugkwamen uit de kampen heeft ze bij de Gemeente geholpen. Toen wij toch terug kwamen werden we ook niet bepaald welkom onthaald zoals dat nu gebeurd met bijvoorbeeld de vluchtelingen uit de Ukraine. 

Nee, wij werden getolereerd en moesten het maar verder uitzoeken. Mensen die wel terug konden in hun oude huizen moesten zelfs nog de onroerend goed belastingen betalen over die periode. 

Later na de oorlog hebben de overlevenden van de holocaust, waaronder een deel van mijn familie er nog gewoond in die verkrotte woningen en er wat van proberen te maken, omdat wij moesten overleven en van de Nederlandse staat en gemeente geen dubbeltje steun of hulp ontvingen. 

Onvoorstelbaar wanneer je kijkt hoe vluchtelingen nu uit verre landen worden geholpen en gesteund. Voor ons oorlogsoverlevenden Joodse mensen was het een onwerkelijke ervaring. 

Dit alles heeft mij gevormd en een diep litteken in niet alleen bij mij achtergelaten maar bij heel veel joodse mensen en vooral van mijn generatie. Een aangeboren wantrouwen en hekel aan de Nederlandse mentaliteit. 

Daardoor werden wij ook een soort van buitenstaanders in ons eigen land. Het was niet eens zo zeer het Joods zijn dat daarbij een rol speelde.” 

“Nu ben ik oud en heb de tijd om over mijn leven na te denken en denk ook dat dat hoort bij een volledig leven. Vol dieptepunten en vooral ook veel hoogte punten want ik ben een levensgenieter en gun ook anderen het allerbeste. Mijn relatie en huwelijk met Caransa en met zijn dochter was niet een succes, helaas want ik heb wel twee prachtige zonen die ik door de hele affaire ben verloren. Dat is voor iedere vader het ergste wat een man kan overkomen. 

Aan de andere kant waren we ook zo jong toen we trouwden en ging alles eigenlijk alles langs mij en ook haar heen. Maup Caransa zelf drong erg aan op een huwelijk. Onze familie en niet alleen wij, iedereen keek toen al enorm tegen Caransa op. Hij was toen al een rijk en bekende figuur.

Dat ik met zijn dochter trouwde was natuurlijk een soort sprookje voor een jongen voor een arme familie van het Waterlooplein.Wat dacht je!

Ons huwelijk was voor Caransa toen een manier om zelf enorm op de voorgrond te treden en er het society huwelijk van het jaar van te maken in de nationale pers in het jaar…..?  

‘’Gelukkig heb ik altijd een plan-B gehad en een overleving strategie. Nou, ja strategie het was meer hard werken en je kansen zelf creëren en pakken ondanks het onderliggende verdriet en gemis van mijn kinderen. 

Een van de manieren om er mee om te gaan was alle schepen achter mij te verbranden en weg te gaan uit Nederland. De afstand deed mij goed. Ook het klimaat was van groot belang om mijn broze gezondheid intact te houden. 

Nu, in 2022 voel ik mij een stuk minder krachtig en vitaal en door hartklachten heb ik wat gas moeten terugnemen.










Heel erg graag zou ik natuurlijk nog met mijn zonen willen verzoenen.

Ze hebben een prachtig leven en gaan als Caransa door het leven maar ik ben hun vader en weet hoe moeilijk dat voor hun moet zijn geweest.


Uiteindelijk had ik wel verwacht dat een van die jongens toch tot een ander inzicht was gekomen en naar zijn vader was teruggetrokken omdat je toch maar een vader hebt en we zoveel gemeen hebben met onze familiebanden en de oorlog en alles wat daar bij kwam kijken. Maar kinderen kunnen onverzoenlijk zijn en te druk met hun eigen leven. Dat begrijp ik ook wel.” 



Het is voor Maurice dan ook zaak om nu voor eens en altijd schoon schip te maken en zijn ervaringen en levensverhaal te delen met ons.

Vooral ook omdat er in zijn stormachtige leven zoveel is gebeurd en hij zijn twee zonen inzicht wil kunnen geven in zijn kant van het verhaal, en over hoe hij de twee jongens in feite verloren is aan de macht en het geld van Caransa. 


“Dit verhaal is niet rancuneus bedoeld, daarvoor is het al veel te laat. 

Ook niet om met de naam Caransa geld te verdienen, dat heb ik niet nodig. 

Wat ik hier wil vertellen is mijn kant van het verhaal maar ook hoe toeval, verdriet en geluk een grote rol in mijn verdere leven hebben gespeeld.’ 

Sinds 2015 is Maurice Schelvis woonachtig in Thailand en verblijft regelmatig in Phnom Penh Cambodja om gezondheidsredenen.

 


Ons verhaal begint eigenlijk al voor de tweede wereldoorlog en loopt door tot in het heden, 2022. 

Het gloriejaar waarin de musical over en theatrale vereering van Maup Caransa op de bühne en in de media een hoofdrol zullen spelen. 









Met gouden letters en fanfare zijn de kaartjes al beschikbaar volgens de theatermaker; 

Hooggeëerd publiek gaat dat zien!

De Koning van Amsterdam zal op 30 September 2022 in première gaan in het Theater Amsterdam.  

Van straatschoffie tot multimiljonair!

NIETS IS ONMOGELIJK!


“Geniet van De Koning van Amsterdam, het ongelofelijke levensverhaal van de flamboyante ondernemer Maup Caransa. Met enkel een droom en een ongekend geloof in zichzelf werd hij multimiljonair. Een intrigerend epos over liefde, handels geest, oorlog en onmogelijke keuzes. In het fascinerende decor van de stad Amsterdam van de jaren twintig tot tachtig.” Aldus de musical makers. 


Hoe ik in het leven van Caransa terecht kwam en daarbij alles verloor.



“Alsof ze mesjogge zijn!, zucht Maurice als ik hem de website laat zien van de Musical over Caransa.


Mijn levensverhaal gaat echter over de onversneden waarheid, niet die verzonnen mythe.


Wat bezielt mensen om een musical te creëren over een onversneden oplichter, misdadiger, drugsverslaafde onderwereldfiguur die met zijn geld alles en iedereen kocht.

Een drama of treurspel was eerder op zijn plaats geweest.” 


In dit verhaal kun je lezen over het verdriet en de onmacht die een vader ervaart wanneer een van de rijkste en machtigste mensen van Nederland in die jaren eigenlijk met een vooropgesteld plan mijn kinderen afnam en klaarstoomt om de de erfenis en zijn zaken over te nemen. 





“Toegegeven er zijn eerder boeken geschreven over Maup Caransa.



Het boek van Wim Pelt ‘Maup Caransa vastgoedmagnaat uit Amsterdam’ is er in al zijn tien jaren van “onderzoek” niet achter gekomen hoe Caransa echt functioneerde. 

Dat boek is meer een soort logboek met opsommingen van zijn zakelijke transacties. 

Daarin wordt ik wel aangehaald als ‘de schoonzoon’ maar Wim Pelt heeft zelf nooit direct contact met mij opgenomen. Jaren na de publicatie van zijn boek zijn we wel in gesprek geraakt en bleek Wim Pelt duidelijk niet op de hoogte te zijn over zaken die ik hier in dit boek wel vertel.”  


“Over hoe Caransa met mensen en situaties omging. Want ik was er tientallen jaren bij en was onder de invloed van zijn macht en manipulaties.

De echte Maup Caransa, was een dubieuze gangster en oorlogsprofiteur in zijn jonge jaren. Caransa was ook een aan de cocaïne verslaafde paranoïde handelaar die er altijd op uit was om iemand een poot uit te draaien. 


Over de zogenaamde “familieman” die indirect de dood van zijn maitresse op zijn geweten had en zonder blikken of blozen mijn twee zoons in zijn macht nam. 

Die met zijn geld en aanzien corrupte ambtenaren, rechters en de politie op de loonlijst had staan.


Maar ook over mijn verdere leven nadat ik mij had vrijgevochten uit zijn klauwen, en er nog een keer in terug werd gezogen in de hoop dat ik in ieder geval daarmee mijn twee kinderen kon blijven opvoeden. 



Gelukkig is mijn naam Maurice, en dat alleen bracht mensen tot een glimlach en een goed gevoel dat alles okay zou zijn wanneer ik met ze samenwerkte. Mijn naam Maurice is in de eerste plaats een mannelijke naam van Franse oorsprong die “donkere huidskleur” betekent. Maurice kan worden uitgesproken als More-EESE of MORE-iss. Een christelijke naam, terwijl ik joods ben.


Eigenlijk ben ik een zondagskind en lacht het leven mij tot op de dag van vandaag toe. Wie weet is dit boek ook voor jou een inspiratie voor een “bruin leven” of gewoon een lekker leesboek. 


Brief aan mijn zonen;


Belangrijke mededeling aan Maurits en Salo,

Bij toeval kwam ik een artikel tegen over jullie in een vastgoed blad en ook een artikel dat ze van plan zijn in Holland een musical te maken over jullie grootvader, dat heeft mij aangezet om daarop te reageren.

Ik ben nu inmiddels 83 jaar en noch steeds in goede gezondheid, maar dat is ook een leeftijd om nu eens uit de kast te komen over het onrecht wat mij is aangedaan en nu de waarheden en vooral onwaarheden uit mijn leven openbaar te maken.Ik heb nu een boek geschreven over mijn ruim 4 jaar onderduiktijd in de oorlog 40/45 en van mijn belevenissen na de oorlog.

Uiteraard komen jullie en vooral je grootvader ook daarin voor en vind ik het vanzelfsprekend dat ik jullie daarvan op de hoogte wil brengen omdat alle gebeurtenissen en personen daarin met naam en toenaam worden genoemd en dat deze absoluut niet musical waardig zijn.

Dat is geen rancune, maar voor ik mijn ogen sluit is het belangrijk dat de echte waarheden aan het licht komen.

En denk ik dat jullie nu zelf kinderen (misschien kleinkinderen) hebben dat ook willen weten in wat voor onderdrukking wij en jullie moeder geleefd hebben ondanks jullie door je opa gunstig gemaakte financiële situatie. Hierbij ingesloten een hoofdstuk uit mijn boek, bedenk zelf maar wat jullie hiermee gaan doen?

Groeten van jullie vader Maurice Schelvis die nog steeds met weemoed aan jullie denkt. 





Oorlog en vrede en de schande van een Amsterdammer. Het begin van mijn levensverhaal.



Maurice Schelvis geboren in Amsterdam Mokum op 3 December 1938  op het Waterlooplein nummer 48.

Als jongste zoon van een liberaal joodse familie bestaande uit vader Sally Schelvis, moeder Duifje, oudste zoon Salomon, zoon Nathan, en dochter Esther. 

“Acht jaar later kwam ik als nakomertje terecht in een echt oud Amsterdams geslacht.

Een familie die voor zover ik het kunnen laten onderzoeken al sinds de jaren 1700 in Amsterdam woonden. De Schelvissen waren echte Mokumers. Mijn moeder was zwanger van mij maar had dat bijna tot op het einde van de zwangerschap niet eens door. Ik was een kleine baby en zij een grote vrouw. 

Mijn moeder, Duifje Platvoet-Schelvis was de spil binnen ons gezin, maar ook voor de buurt waarin wij leefden. Op vrijdag avond voor de sjabbat ging zij vaak langs de buurt en de mensen die het niet goed hadden. Die mensen zetten dan een pannetje met kokend water op tafel, daar zat van de armoede helemaal niets is. 

Mijn moeder bracht dan vaak kippensoep bij onze buren en vrienden die het lastig hadden. Ze droeg altijd een wit schort en dan ging ze een grote pan soep maken en maakte heerlijke kippensoep. 

Ze was echte een geweldige vrouw. Altijd zorg voor anderen. Zo was zij, een heel warm en bemoedigend mens. Iedereen was gek op haar. 

We waren een joodse familie maar niet gelovig, althans we deden wel wat aan Sjabbat en Pesach (Pasen) maar gingen niet naar de Joodse Shul (school) in de synagoge. Mijn ouders deden daar namelijk ook niet aan. Ze geloofde niet in god. We hadden ook geen echt benul van Jood zijn, we waren gewone mensen. We hadden bepaalde tradities maar daar stond je toen niet bij stil.




Voor mij was ze altijd heel erg liefdevol en liet merken alle vertrouwen te hebben voor mijn toekomst. Mijn vader daarentegen was een harde man, een werker en had weinig affiniteit met de kinderen.

Hij was ook in mijn ogen een zuinige en wat gierige man. Geloof dat ik nooit iets van hem zomaar heb gekregen. We moesten er altijd voor werken. 

Vader Sally gaf mij daarbij een opvoeding om zelf geld te verdienen. Zakgeld zat er niet in, hij knutselde voor mij een mini bakfiets in elkaar.

Met dat ding kon ik als een soort speeltje, maar met de bijgedachte dat ik met dat bakfietsje kon gaan werken. Veel van die marktlui vroegen mij om kleine boodschappen te doen, ik was zeven of acht jaar oud en hij had dat voor mij uitgedacht.

Door zijn zuinigheid had ik een fijne maar harde jeugd, vergeleken met de kinderen van nu. We gingen niet studeren binnen ons gezin. Zelf had ik moeite om mij te concentreren. Je mocht toen minimaal zeven leerjaren hebben gehad. Ik moest na de zesde klas nog een jaar leren. We hadden geen geld voor studeren. Toen na de Indische buurt voor het zevende leerjaar. Maar ik liever en had geen interesse meer in school. Ik had alleen interesse in geld verdienen.

Mijn schoolfiets moest ik zelf bij elkaar scharrelen door klusjes te doen en te werken. Ik stond op mijn elfde jaar al bij Caransa aan de pomp.We gingen die fiets samen kopen maar ik mocht mijn spaargeld bij hem afrekenen. Ja, zo wordt je wel jong wijs en ga je de waarde van geld en de noodzaak van werken wel vroeg begrijpen.

Begin 1940/1941, Mijn vader had een eenmans verhuisbedrijf en toen de Duitsers in Amsterdam kwamen en de macht en gezag in handen namen, werd zijn truck geconfiskeerd om het te laten gebruiken door de bezetters. Die vrachtwagen was zijn grootste bezit en bron van inkomsten.

Hij wilde zijn auto niet zonder verzet afgeven en daardoor namen ze hem op de koop toe en moest hij iedere dag het eten uit de (Hollandse gaarkeuken) zo heette dat, vervoeren. 

Hij moest dat eten naar de scholen brengen. Enige tijd daarna  veranderde zijn schema want inmiddels werd het regiem grimmiger en werden de Joden opgepakt en uit hun huizen gehaald. Ze werden naar de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan gebracht om van daaraf met de tram of vrachtwagens op transport te worden gezet naar de concentratie en vernietigingskampen.

Mijn vader moest toen het eten van de gaarkeuken daar naar toe brengen en dat gebeurde in grote ijzeren containers/bussen van ongeveer 90 cm hoog en een doorsnee van 50/60 cm.

Omdat hij al de verhalen hoorde van wat er met de gevangen genomen mensen gebeuren ging en de kinderen van hun ouders werden gescheiden heeft hij contact kunnen krijgen met mensen in het ondergrondse verzet en hebben zij mijn vader gevraagd of hij wou meewerken om zo veel mogelijk kinderen daar weg proberen te halen.

Het plan was om iedere keer als mijn vader het eten bracht nam hij een paar kinderen mee te terug in de lege containers. Zo werden die kinderen door de Ondergrondse verzetsgroep NV naar onderduikadressen gebracht. Een van deze kinderen weet ik was Ed van Thijn, later Burgemeester van Amsterdam. 

Op een dag kreeg hij te horen dat alle Joden behalve van de mannen van een gemengde huwelijk (die waren getrouwd met niet Joodse vrouwen) ook op transport werden gezet, dus werden ik en mijn broers en zuster in die containers ook gebracht naar de mensen die ons lieten onderduiken.

Mijn vader en moeder moesten ook proberen te vluchten of zien ergens onder te duiken. Mijn vader vond altijd wel een oplossing en ging naar een vriend/klant van hem, die had een speelgoedfabriek had in de Kerkstraat in Amsterdam.

De eigenaren waren Zwitserse Joden, de Familie Zadeck was de naam.

In die tijd mochten de Zwitserse onderdanen ook al waren het Joden niet opgepakt worden omdat Zwitserland neutraal was.

Deze man, de heer Zadeck liet in zijn huis in een van de slaapkamers een klerenkast bouwen met een dubbele wand waarachter een kleine ruimte was waar hij mijn vader en moeder kon verschuilen. Ze hebben daar enige maanden in dat hok gezeten maar toen moest ook de Zwitserse familie Zadeck vluchten uit Nederland. 





Gelukkig kon hij nog wel verzorgen dat hij mijn ouders elders liet onderduiken. Dat ging in een proces van zorgvuldige stappen. 


Eerst de kinderen, mij en mijn zus dus onderbrengen in Limburg. Zadecks heeft toen mijn ouders laten onderduiken in Brabant bij een gegoede familie die werkte voor Philips. Philips had veel joodse medewerkers en die probeerde ze de beschermen. Philips had een zelfs een werkplaats voor de joodse werknemers waar de Duitsers het belang voor de oorlogsindustrie bij inzagen en met rust lieten

Sally en Duifje kwamen uiteindelijk terecht in Eindhoven bij een familie die ook werkte voor de Philips lampenfabriek. Ze moesten werken voor die familie en heette toen ‘Bep de kokkin en Henk de tuinman.’ Wanneer er Duitsers te dicht in de buurt kwamen werden zij goed verstopt.


Zij hebben de oorlog en jodenvervolging mede door de hulp van zeer moedige goeie landgenoten overleefd. Mijn oudste broer Salomon werd als Martin ondergedoken in Venlo in Limburg, mijn middelste broer Nathan ging naar Geleen. En ik, Maurice kon, net drie jaar oud ergens samen met mijn zuster Esther als ‘Jantje en Annie’ worden ondergebracht bij een familie in Maastricht. Blonde joodse kinderen werden in Friesland geplaatst, donkerharige kinderen in Limburg.”


BELEVENISSEN TIJDENS de ONDERDUIKING





“Toen wij de onderduik in gingen was ik drie jaar en mijn zus was elf jaar. We werden door twee mannen met leren jassen, dat waren ondergrondse verzet strijders en die vertelde ons dat we een paar dagen op vakantie zouden gaan. 

Van adres naar adres werden we gebracht, en die twee mannen gaven ons weer door aan andere mensen. We waren een van de duizenden kinderen die moesten onderduiken.


Mijn oudere zus van elf jaar en ik kwamen in 1941 terecht bij een zeer gelovige katholieke familie met vier kinderen. De vader werkte als chef mijnwerker maar was ook een strenge baas thuis.


Iedereen in die familie beefde voor hem, en hij hield zich aan strenge huisregels zodat ik en mijn zus zo snel mogelijk ingeburgerd zou worden als zogenaamde kinderen van deze familie. Mijn zus toen 11 jaar oud moest ook zo snel mogelijk uit de bijbel leren. 

Dat was natuurlijk ook bedoeld voor als er controle van de Duitsers kwam, zodat het leek dat zij een katholiek meisje was. Maar er zat ook wel een vorm van zieltjes winnen achter. Deze mensen deden dit eigenlijk allemaal voor de kerk en niet uit eigen initiatief.

Ook werd ons geleerd om diverse keren per dag te bidden en wat op zichzelf geen probleem was. 

Deze brave mensen hebben uiteraard met het gevaar voor eigen leven ons leven gered maar als 3/4 jarig jongetje beseft je dat toen niet. Ik had het er erg moeilijk. 

Mijn zuster zelf nog een kind moest van s morgens zes uur tot s avonds zeven uur al het huishoudelijk werk doen. Schoonmaken, de was doen, eten koken en mij en ook de andere kleine kinderen verzorgen.

Dat was natuurlijk een abnormale zware taak voor haar. Want als ze dat niet deed dan zouden zij mij ergens anders onderbrengen en dat zou een ramp voor mij geweest zijn omdat ik als driejarig kind een groot probleem had met bedplassen en veel huilde.

Door alle ellende en verdriet plaste ik ieder nacht in bed. Mijn zuster kon dat in het begin nog een beetje verhullen door dat we samen in een bed sliepen.

S’morgens deden we dan alsof er niets aan de hand was en wanneer de andere kinderen naar school waren gegaan kon ze mij verschonen en mijn natte plas pyjama en de vieze lakens snel wassen.

Op een dag ontdekte een van de kinderen dat ik bed geplast had die ging direct naar zijn moeder en zij zetten mij toen midden in de winter in de ijzige kou met mijn natte pyjama aan een half uur op het buiten balkon.

Daarna moest ik uren bidden dat ik het niet meer zou doen. Dat bed plassen was een soort reactie op de ellende en het gemis naar mijn moeder. Die pleegmoeder dacht echt dat ze me het bedplassen kon afleren om mij buiten rillend in de vrieskou te zetten.”


“Hoe dan ook, het bidden hielp niet en als mijn zus het niet kon verbloemen werd ik zomer en winter buiten gezet en werd dan soms ziek. Met gevolg dat ik ook na de oorlog regelmatig met een zware longontsteking op bed moest blijven. 

Mijn zuster heet Esther maar heeft haar hele leven Annie geheten, haar onderduiknaam. Ze is nu vier en negentig jaar oud! 

Ik heette altijd Jantje. Pas jaren later toen ik ging trouwen en zelfbewuster werd noemde ik mijzelf weer, Maurice. 

Dat bedplassen duurde tot mijn twaalfde jaar en de gevolgen van de longontstekingen duurde voort tot ongeveer mijn dertigste jaar. 

Toen werden mijn longen probleem wat minder maar het is onder anderen de reden dat ik al snel toen ik het financieel kon een warmer klimaat wilde opzoeken en tot op de dag van vandaag het gure en koude, vochtige Nederlandse klimaat niet kan en wil verdragen.


EINDE VAN DE OORLOG


“Op een mooie dag in Mei 1945 kwam er een man aan de deur kloppen en vertelde dat hij uit Amsterdam was gekomen en dat zijn naam Hartog Deen was.

Hij vertelde dat hij de oorlog overleefd had en op zoek was naar zijn zoon (zijn echte naam was Abraham maar die had natuurlijk ook een onderduik naam)

Via informatie bij het verzet heeft hij toen enige onderduik adressen gekregen en zo kwam hij bij ons terecht.

Via mijn zuster, toen inmiddels al zestien jaar oud kwam hij te weten dat onze echte naam Schelvis was. Deen kende mijn ouders maar wist niet zeker of deze nog leefde.

Voordat hij vertrok liet hij mijn zuster weten dat wanneer hij mijn ouders niet kon vinden, hij terug zou komen om ons mee naar Amsterdam te brengen en dat wij dan bij hem zouden kunnen verblijven. Een sprankje hoop en gevoel van bevrijding waar wij toen als kinderen al heel blij mee waren.

Gelukkig heeft hij uiteindelijk wel zijn zoon gevonden en eenmaal terug in Amsterdam heeft hij ook mijn vader Sally Schelvis gesproken en hem verteld, hem dat wij nog in leven zijn en waar wij te vinden waren.

Na de bevrijding in ‘45 was mijn vader gedetacheerd om als chauffeur bij het zogenaamde bevrijdingsleger te dienen om daarbij overlevenden en ondergedoken slachtoffers te vinden. Hij kreeg daarvoor een motorfiets tot zijn beschikking.

(heb foto daarvan?) Hij kwam natuurlijk direct naar ons toe om ons op te halen, iets dat in feite een echt wonder was. Wij konden onze ogen natuurlijk niet geloven dat daar opeens, na drie jaar onze vader voor de deur stond en ons echt kwam halen. 

Hij vond wat later ook uit mijn andere broers en waar die waren ondergedoken en nam hun terug mee naar huis. Uiteraard hebben wij ondanks de bizarre omstandigheden en hoe wreed wij zijn behandeld contact gehouden met de families waar wij zaten ondergedoken. Later begreep ik ook goed dat zij met eigen levensgevaar ons leven hadden gered. 

Het idiote is dat ze later nog wel mijn vader onder druk hebben gezet om de onkosten voor onze onderduikt terug te laten betalen. We hebben het allemaal overleefd, en dat was op zich al heel zeldzaam. Om je moeder na drie jaar weer te vinden na een extreme situatie van harde onderdrukking en geestelijke mishandeling bij die onderduik mensen.







Mijn moeder was een geweldige vrouw. Na die twee jaar onderduik was het voor mij een zegen om weer door haar aan haar boezem gedrukt te worden en de liefde en verzorging te krijgen die een kind alleen van zijn moeder krijgt. Ze kookte heerlijk en maakte van niets, iets. Op school kwam ik in een andere soort onderduik wereld. 

Ik was schuw geworden, om als enig joods jongetje in de klas te zitten en gewend om onder mijn schuilnaam Jantje te leven. Tot mijn achttiende heette ik daarom gewoon Jantje. 


We waren ook op het Waterlooplein in feite een soort vreemden geworden want alle andere joodse mensen waren weg. Bij ons in de buurt en op school. 

Op de Oude Schans School, in de Uilenburgerstraat, hoek Batavierenstraat. “De Witte Olifant”. In de volksmond werd deze school de “Oude Schansschool” genoemd.  

Daar op die school voelde ik mij ook een buitenbeentje, te klein en te mager.” 


Bron: Joods Amsterdam

De armoede van de buurt komt tot uitdrukking in een krantenbericht uit 1934. B. & W. van de gemeente Amsterdam maakte daarin bekend dat, tegen betaling van 5 cent per portie, warm voedsel verstrekt wordt “aan hen, die door hun levensomstandigheden gedwongen daarvan gebruik menen te moeten maken“.

Er kon worden gegeten in verschillende scholen, waaronder deze school. Een dag voordat men de maaltijd wenste te nuttigen diende men daarvoor een bon te kopen. De Batavierschool had daarin nog een bijzondere functie, te weten: “De Israëlieten die het voedsel op maandag in de Batavierschool wenschen te nuttigen, zullen op Donderdag bij het doen der opgave voor Vrijdag tevens voor Maandag een bon moeten aanvragen. 

 witteolifantgevelsteen

Waarom deze maatregelen? Omdat de mededeling in december geplaatst werd, de Sjabbat op vrijdag vroeg ingaat en tijdens de Sjabbat geen ‘handel’ gedreven wordt. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat met de Joodse spijswetten in deze ook rekening gehouden werd. Deze maatregel was niet een incident voor 1934, ook in 1931, 1932, 1933, 1935 en 1936 zijn er soortgelijke krantenberichten te vinden.



Op een of andere manier moest ik uit die onderdrukte sfeer zien te komen. Dat gaf mij ook de kracht om van school te gaan, uiteindelijk werd ik ook van school gestuurd door een vervelend voorval met een lerares  ,die mij wilde slaan en ik ontwikkelde daarmee een enorme hekel aan school en alles wat er mee te maken had. 

Mijn moeder en vader hadden best graag gezien dat ik zou gaan studeren, maar ik had de capaciteit niet voor studeren, en ik begon al heel jong te werken.Daarnaast was studeren bij ons onbekend dus mijn ouders gingen er niet serieus op in. Geld verdienen was voor hun goed genoeg en hielp meteen bij hun dagelijkse zorgen om te overleven als familie.

Mijn ding waren altijd auto’s, geen sport, spelletjes of buitenspelen. Al snel stond ik voor een paar kwartjes auto’s te wassen en was wel een apart ‘strebertje’ geworden. Scholen waren niks voor mij.  maar alles wat met garages en auto’s te maken had wilde ik opzuigen als een spons en dat werk wilde graag ik snel en goed leren.

Auto’s poetsen, banden oppompen, olie bijvullen, ik leerde razendsnel aan die benzine pomp. Had een enorme honger om geld verdienen. 

Hoe kan ik worden, net als een Caransa? Dat was toen al. Hij had toen ook een leger dumphandel in groot leger materieel en een autoshowroom. Regelmatig kwam hij voorrijden in een mooie auto. Man met succes!

Bij de Caransa benzinepomp ontdekte ik al snel dat wanneer ik een litertje olie verkocht, om dan die fles snel leeg te kiepen want zo bleef er altijd wat olie binnen in de fles hangen. Na een tijdje had ik dan zo een eigen litertje olie opgespaard die ik doorverkocht om zo een gulden per week extra opstreek. 

Of ik maakte auto’s schoon voor klanten en vond dan binnenin kleingeld, dubbeltjes en kwartjes, guldens achter de achterbank of op de grond. Zo dacht ik na en begon een beetje extra geld te verdienen. Dat geld gaf ik aan mijn moeder, en zo konden we wat extra eten of kleren kopen.

Caransa had toen in die tijd een unieke Ford Thunderbird, cabrio. Later reed hij met chauffeur in een Chevrolet Impala en daarna een Rolls Royce Silver Shadow. Maar dat was pas veel later.”

 

“Ons huisgezin was gelukkig volledig herenigd maar we hadden geen huis meer. Dat was eerst afgenomen door de Duitsers en daar woonden nu andere mensen in.

Wat mijn vader ook geprobeerd heeft hij kreeg van de toenmalige overheid geen enkele hulp om ons aan woonruimte te helpen. Na vier jaar oorlog en miljoenen vermoorde Joden waren wij ook na de oorlog vluchtelingen in onze eigen stad geworden. 

Maar zoals ik al eerder vertelde mijn vader gaf nooit op, een eigenschap die ik van hem heb meegekregen. Uiteindelijk vond hij toch een leegstaande uitgewoonde en half gesloopte woning op het Waterlooplein, nummer 62 tweede etage.

Die woning bestond alleen maar uit een casco, omdat de mensen tijdens de de hongerwinter geen brandstof meer hadden verbranden ze alles waar hout in zat verwerkt, de ramen, de vloeren, deuren, alles was gesloopt. 

Alles wat bruikbaar of brandbaar was uit het huis gesloopt. Vader Sally, een geboren knutselaar probeerde deze woning  weer een beetje bewoonbaar te maken maar hij was natuurlijk na vier jaar onderduik berooid uit de oorlog gekomen. 

We moesten die eerste tijd op de kale vloer slapen en we hadden geen beddengoed, geen warme kleren, helemaal niets meer. Wat mijn ouders ook probeerden bij de gemeente Amsterdam we kregen niets, ze wilden ons niet eens aan een paar matrassen helpen. 

Wat dan wel weer meeviel was dat we geen achterstallige gemeente belastingaanslag kregen over de onderduikperiode dat onze overige familieleden vergast waren en wij in een schuilplaats in angst hebben moeten leven.

Eenmaal terug in Amsterdam was het voor velen Joden en voor ons duidelijk dat we er alleen voor stonden. Een groot verschil met hoe buitenlandse vluchtelingen tegenwoordig behandeld worden. Emigreren naar Israël had een oplossing kunnen zijn maar dat kwam bij ons in de familie niet ter sprake. 

Zoals ik al eerder vertelde mijn vadertje gaf nooit op en wist altijd wel een oplossing te vinden. Door allerlei klussen voor anderen te doen en met een paar kleine leningen van ook teruggekomen vrienden heeft hij onze woning weten op te knappen en leefbaar te maken.”

“Later wist hij ook van een sloopauto weer een kleine vrachtwagen in elkaar te flansen, waarmee hij weer vrachtjes kon doen en wat geld verdienen. Zodat wij weer wat kleren kregen en er fatsoenlijk uitzagen.

Mijn zuster en mijn broers Salomon en Nathan en ook ik konden gelukkig ook weer naar school gaan. Mijn oudste broer, Salomon? werd opeens opgeroepen voor militaire dienst en tot groot verdriet van mijn ouders.

Hij moest direct naar toenmalig Nederlands Indië, nu Indonesië vertrekken. Daar moest hij als joodse jongen hetzelfde gaan uitvoeren als wat de moffen in Nederland hadden uitgespookt. De tragische ironie!

Het was voor ons een vreselijke tijd toen wij anderhalf jaar niets meer van hem hoorden en ook militaire instanties ons niet konden vertellen of hij nog in leven was.

Terug gekomen uit de jodenvervolging als overlevende om dan direct te moeten worden uitgezonden worden en dat misschien niet te overleven was speciaal voor mijn ouders die al zo veel hadden meegemaakt, en heel moeilijk te bevatten.

Na heel veel moeite en aandringen bij het leger kregen mijn ouders te horen dat hij misschien nog in leven was maar wel zwaar gewond. Hij was al op transport per boot terug naar Holland. 

De boot kwam omstreeks 1948 aan in de haven van Rotterdam. Eerst werden de zwaar gewonden ontscheept  maar daar was hij niet bij. Toen de lichtgewonde soldaten en daar was hij ook niet bij. De paniek sloeg toe en de moed zakte ons in de schoenen dat hij toch niet levend zou terugkeren.

Na uren wachten en kijkend naar iedere soldaat kwam hij uiteindelijk met breed lachend gezicht tevoorschijn. Het was een enorme opluchting en reden voor een groot feest. (zie foto van huisgezin herenigd)



Zelf ging in 1946 voor het eerst weer naar de bekende buurt lagere school genaamd ‘de Oude Schans School’, in de Uilenburgerstraat niet ver van het Waterlooplein. 

Daar behield ik in de klas mijn onderduikers naam ‘Jantje’, ik wist niet beter dan dat ik zo heette en mijn ouders die met een na oorlogs trauma moesten omgaan lieten dat zo. Bang om nog steeds als Joden herkent te worden.

Realiserend dat meer dan 90% van de Amsterdamse Joodse bevolking de oorlog niet overleefd had.”

Mijn moeder Duifje bijvoorbeeld kwam uit een gezin van dertien broers en zussen plus haar ouders, en daarvan hebben er maar drie ervan de nazi’s overleeft.

Ook mijn vader Sally verloor zijn ouders plus een broer dus de angst en het verdriet zat er goed in na de oorlog om voor een Jood uit te willen komen.

Zelf had nog steeds totaal geen begrip nog dat ik van Joodse afkomst was dat ook te maken dat ik tijdens mijn onderduik tijd met de katholieke bijbel en als “Jantje” deels was opgevoed.

In het begin kwam ik thuis van school en vroeg aan mijn ouders waarom ik als Jood werd uitgescholden en wat dat betekende. Wat ik heb geleerd was dat Jezus ook een Jood was. Als kind heb je totaal geen begrip van religie. Op de Oude Schans School zat ik met acht en veertig kinderen in een klas, en was ‘Jantje’ de enige Joodse leerling.



Door  alles wat er met mij en om mij heen was gebeurd kon ik op school met moeite mee komen. Ieder jaar ging ik nauwelijks over naar een volgende klas en volbracht uiteindelijk toch mijn zes lagere school leerjaren.Twaalf jaar oud jaar en geen zin om verder te studeren. Dit tot groot verdriet van mijn ouders.

Het liefst wilde ik al gaan werken en geld verdienen maar voor de wet mocht dat nog niet. Je moest minstens ouder dan dertien jaar zijn en zeven school jaren hebben doorlopen. Uiteindelijk heb ik met hulp van de schoolleiding die het wel begreep nog dat zevende schooljaar er aan geplakt maar werkte toen al als hulpje bij een benzinepompstation en als autowasser en leerling automonteur.”


Aan het werk 

Inmiddels was ik elf, twaalf jaar oud geworden en al mijn vriendjes en buurjongens speelde altijd buiten. Voetballen of andere leuke dingen samen doen. Toch kon en wilde ik daar liever niet aan mee doen, omdat wij het bij ons thuis niet breed hadden en ik ook niet zoals al mijn vriendjes geen fiets had. Voor dat soort aankopen was ik genoodzaakt om er voor te werken. 


Al jong was ik mechanisch vrij handig, ook omdat mijn vader altijd na zijn werk en ook op zondag zelf zijn vrachtwagen ging onderhouden en sleutelen om zijn transportbedrijf draaiende te houden. 

Daarbij hielp ik hem en graag en leerde zo zelf te sleutelen. Daarvoor kreeg ik iedere week een paar kwartjes zakgeld. Soms wel eens één gulden maar daar kon je geen fiets van kopen. Toch was het helder zoals mijn vader mij het uitlegde. 

“Als je een fiets wil dan moet je het proberen zelf te verdienen.”

“Bij ons op het Waterlooplein was een garage gevestigd met een                          benzinepomp van de familie Wegloop. Pal daarnaast was de autoshowroom en benzinepomp van Maup Caransa.

Eerst ging ik bij de heer Philip Wegloop vragen of ik na schooltijd en op zaterdagmiddag mocht komen helpen bij de benzinepomp als aflossing van zijn vaste bediende.

De familie Wegloop kende we al lange tijd. En ik kreeg ik dat baantje voor vijf gulden per week. Daar was ik natuurlijk dolgelukkig mee.

Voor mijn leeftijd was ik vrij klein en tenger gebouwd maar ik wou toch proberen een extra service te geven zoals autoruiten wassen, en olie en waterpeil nakijken. 

Door mijn kleine postuur kon ik bij vele auto's niet bij de water en de ruitenwissers want de wagens waren toen behoorlijk hoog en robuust gebouwd. Zodoende kon ik ook niet onder de motorkap het oliepeil controleren. Dat scheelde mij natuurlijk behoorlijk kans om wat extra fooien te krijgen.

Daarop bedacht het volgende; In die tijd was motorolie in glazen literflessen verkrijgbaar en die zaten in houten kratten. Dus gebruikte ik die kistjes om erop te gaan staan. Dat vonden de klanten zo apart en grappig dat ik bijna van iedereen een fooi kreeg.”


“Wat mij opviel en niet begreep was dat op de benzinepomphouder Philip Wegloop en garagehouder Caransa, niet met elkaar spraken en dat ze op een dag letterlijk vechtend over straat lagen te rollen. 

Bij navraag bij mijn ouders kreeg ik te horen dat Caransa en trawanten tijdens de oorlog iets hadden gedaan waardoor de vader van Philip Wegloop, deze Joodse man was eigenaar van een taxibedrijf zijn auto’s in beslag waren genomen door de Duitsers. 

Na de oorlog probeerde Philip Wegloop via de JOKOS regeling (Jokos (afkorting van Joodse kerkgenootschappen en sociale organisaties) een vergoeding voor dit verlies te krijgen. 

Toen (kwam hij via dat Jokos dossier) erachter dat Caransa en zijn kornuiten erachter hadden gezeten en zijn taxi wagens hadden verhandeld. * (moet gecheckt worden)

In die zelfde tijd werden de ouders van Philip Wegloop en de hele familie ook opgepakt door de Duitsers en die zijn nooit meer teruggekomen en allemaal vergast in een concentratiekamp.

Philip Wegloop was al gevlucht of ondergedoken dus hij wist toen niet wat er was gebeurd met zijn familie, totdat hij kreeg te horen dat Caransa er iets mee te maken had gehad. Vandaar die ruzie en vijandigheid tussen die twee. 

Caransa beweerde altijd dat hij daarmee absoluut niets te maken had maar later hoorde ik van een oom van mij, die was ook gemengd gehuwd en kon in het begin van de oorlog vrij rondlopen. Hij vertelde dat Caransa wel degelijk een ‘stoute jongen’ was geweest tijdens de oorlog. 

Met “stoute jongen in de oorlog” bedoel ik het leeghalen van woningen en het verhandelen van de bezittingen van gedeporteerde joodse Amsterdammers.

Maar ik was te jong en wist door mijn onderduiktijd weinig van de oorlog en wat er allemaal had gespeeld in Amsterdam.


Daar stond ik als jongen van dertien jaar oud ook niet bij stil en dacht alleen hoe ik wat geld kon verdienen. Het maakte mij eigenlijk niet uit voor wie ik werkte zolang ik maar betaald kreeg voor mijn fiets plannen en daarom deed ik ook soms wel klusjes voor de autoshowroom van Caransa en diens zakenpartner Bram Zwaaf.

Klusjes zoals, auto’s poetsen en kleine reparaties uitvoeren maar ook soms voor hun op de showroom passen wanneer als Caransa en Swaaf plotseling weg moesten voor zaken buiten de deur. 

Dan kreeg kreeg ik de lijst met de verkoopprijzen van de tweedehands autovoorraad. En wanneer er klanten kwamen probeerde ik een auto te verkopen. Door mijn te jonge leeftijd en geen rijbewijs kon ik natuurlijk nog niet met de potentiële klant proefrijden maar zorgde wel dat ze bleven wachten of noteerde hun telefoon nummer, voor een afspraak.

Wanneer het daardoor dan tot een verkoop kwam kreeg ik daarvoor een bonus betaling. Op een dag kreeg ik te horen dat ik mijn baantje bij garage Wegloop kwijt was omdat hij zijn garage op het Waterlooplein verkocht had en dat ze gingen verhuizen met de benzinepomp naar een locatie op de Ceintuurbaan. 

Daar begon hij een nieuwe garage met het dealerschap van het Engelse automerk Morris Motors.

Helaas was daar was geen plaats voor mij doordat ik officieel nog niet mocht werken, maar heb altijd een goede band gehouden met de familie Wegloop en later met hun zonen. 

Wat Philip Wegloop niet wist dat door een tussenpersoon zijn pand en garage in handen kwam van zijn aartsvijand Caransa. Voor mij veranderde er niet veel want ik mocht daar bij de benzinepomp blijven werken en de klusjes voor Caransa blijven doen.

Een van de voor mij toen onverklaarbare klusjes was wanneer er een nieuwe occasion auto bij de Caransa garage werd afgeleverd. Dan moest ik omdat ik zo klein en tenger was altijd onder het dashboard kruipen om de zogeheten “klokken” eruit te halen. En om die ‘’klokken’’ de volgende dag weer terug te zetten. Later begreep ik natuurlijk dat ze zo de kilometerstanden terug lieten draaiden. 

Toen ik dat vertelde aan mijn vader zei hij dat ik direct moest stoppen te werken bij die garage omdat het strafbaar was, en dat ook ik daardoor in de problemen zou kunnen komen. 

Daardoor vertelde ik Caransa dat ik ging stoppen met werken, maar vertelde hem nooit echt waarom dat was.Dat die zelfde Caransa later in mijn leven een grote rol zou gaan spelen wist ik toen natuurlijk ook nog niet.

Inmiddels kon ik wel van het verdiende geld mijn eigen fiets kopen. Die had ik toen ook echt nodig om naar school te gaan voor mijn zevende leerjaar, ver uit mijn buurtje. Helemaal in de Indische buurt (zie foto nummer 10) met mijn klasgenoten.”

Na mijn zevende leerjaar en eindelijk dertien jaar oud, mocht ik nu officieel gaan werken en een echte baan gaan zoeken.

“Al vrij snel vond ik een baan en begon als leerling automonteur bij de ‘Amsterdamse Taxicentrale’. Een harde leerschool van weinig verdienen en s ‘morgens vroeg al om zeven uur beginnen. Een uurtje schaften en daarna verder werken tot vijf uur, en dat vijf dagen in de week en op Zaterdag van 7am tot 13.00pm.

Toen ik daar begon te werken in Januari 19?? was het nog winter en erg koud. De werkplaats was een niet te grote loods en niet verwarmd.

Wij, de monteurs moesten daarom het meeste werk buiten op de straat doen, en in die kou met een houten plank onder de auto's kruipen. Daar heb ik toen veel geleerd en de nodige praktijk ervaringen op gedaan maar het was wel erg zwaar werk voor een tenger ventje.

Om op die jonge leeftijd met die ruwe bolsters van monteurs te werken was een ervaring waar ik ook meer een vent begon te worden. 

Toch werd ik weer ziek en lag lang thuis met een zware longontsteking. Dat ziekbed duurde toen minstens zes weken. Thuis in bed blijven en omdat er toen nog geen goede en sterke antibiotica medicijnen voor waren duurde het herstel lang. 

Onze dokter vertelde mijn ouders dat ik echt moest oppassen en qua gezondheid zeer kwetsbaar was en heel voorzichtig moest zijn om niet weer kou te vatten. 

Als dat vaak gebeurde was er kans dat ik het niet zou overleven en tuberculose zou kunnen krijgen. Dat alles had ook te maken met mijn gezondheidsproblemen opgelopen gedurende de onderduiktijd.

Mijn zuster Esther was enorm belangrijk voor mij gedurende de onderduikperiode en nu was zij inmiddels uitgegroeid to een jonge aantrekkelijke vrouw. Verloofd met een knappe grote man (naam?). 

(Naam?) was een militaire dienstmaat en goede vriend van mijn oudste broer (Salomon-Nathan?), die samen in Indonesië hadden gediend.

Toch bleek….. ?niet de ware te zijn en na enige tijd nadat haar verloving uit was kwam ze plotseling met haar nieuwe vriend om hem voor te stellen.Zo ging dat vroeger en ook bij ons. 

Mijn vader was erg streng en ouderwets in zijn opvoeding speciaal naar mijn mijn zuster als enig meisje in ons gezin.Wanneer zij uitging met een nieuwe vriend moest die eerst bij ons thuis gezien, voorgesteld en goedgekeurd worden door mijn ouders. 

Mijn ouders en mijn broers waren verbaasd en geschokt toen ze haar nieuwe vriend zagen. Deze man waar zij nu mee thuis was gekomen en die zich voorstelde als Freddy Michel, was een stuk kleiner dan mijn zuster. Bijna kaal en dus dachten wij dat het een flauw grapje was dat zij met een veel oudere man thuis kwam als haar nieuwe vriend.

Freddy michel bleek toch maar een paar jaar ouder te zijn dan mijn zus. Toen hij zich voorstelde en het woord nam was hij absoluut niet verlegen. Zeker wanneer hij vertelde over zijn leven en zijn familie en allerlei spannende verhalen ging vertellen over wat hij allemaal had meegemaakt in de oorlog. 

Ook zijn ouders en familie waren niet meer teruggekomen uit het kamp. En wij zaten allemaal met open mond te luisteren en waren erg onder de indruk van hem.

‘Zwager Freddy’ 

“Freddy Michael was vanuit Holland … 1945? Met een vals Frans identiteit document gevlucht naar Frankrijk, als vertaler. 

Hij sprak namelijk vijf talen vloeiend en wilde zich aansluiten bij het Franse verzet maar dat bleek uiteindelijk het vreemdelingenlegioen te zijn geworden. Waarbij hij als vertaler en ook als chauffeur voor een hoge militair werkte. 

Door zijn bevoorrechte positie bij het vreemdelingenlegioen leger was hij in staat om direct na de bevrijding in Frankrijk terug te keren richting Nederland. Iets dat normaal niet mogelijk is vanuit het vreemdelingenlegioen.

Hierdoor wist hij uiteindelijk via België naar Nederland te vluchten en kwam  in Amsterdam erachter dat hij de enige overlevende persoon was van de familie Michel.  

In korte tijd hebben wij hem toen allemaal als deel van de familie Schelvis geaccepteerd. Op mij kwam hij over als een zeer gevoelige en prettige man.

Hij werkte toen als bedrijfsleider bij zijn peetvader, de eigenaar van een confectie atelier. Mijn zuster Esther werkte daar toen ook als machine handwerkster en naaister.

Na een tijdje leerde wij hem steeds beter kennen en ontpopte hij zich zo klein van postuur als hij was als de raadgever van onze familie.

Gekscherend noemde wij hem vak ‘Napoleon’, ook omdat hij vloeiend Frans sprak en in het vreemdelingen legioen had gediend.

Natuurlijk waren wij ook erg onder de indruk van zijn levens ervaringen en zakelijk inzicht. Onze Schelvis familie was een gewoon arbeidersgezin. Speciaal voor mij was hij de fantastische grote ‘wijze broer’ die ik miste en waar ik veel van kon leren, en die er altijd voor mij was.

Door Freddy Michel ging mijn eigen leven totaal veranderen. Freddy en Esther gingen uiteindelijk ook trouwen en hij ontfermde zich meer en meer over ons gezin. Ook omdat mijn vader altijd maar werkte en vaak doodmoe s avonds uitgeput thuis kwam.

Ferry hielp mij met van alles en gaf altijd goede raad. We brachten veel tijd door samen en hij kreeg mij zover dat ik mijn baantje als leerling automonteur opgaf om ook bij het confectie atelier van zijn peetvader (naam?) te komen werken als leerling ‘stylist en modeontwerper.’ 

In die tijd? Welk jaar? verdiende ik toen 90 gulden per maand als automonteur en moest accepteren dat ik als leerling bij een confectiefabriek maar 35 gulden zou gaan verdienen. 

Dat was in het begin voor mij heel moeilijk te aanvaarden, maar mijn zwager Freddy beloofde mij dat de confectie industrie de toekomst was. Schoon werk en veel beter voor mijn toch zwakke gezondheid.

Een warm gezellig druk atelier met leuke meiden in plaats van een koud en vochtige garage met slechte werkomstandigheden. Tenslotte verdiende hij daar al meer dan 600 gulden per maand wat voor die tijd een topsalaris was en dat klonk mij natuurlijk wel als muziek in de oren.

Als leerling perser mocht ik beginnen. Precisie werk waarbij ik in korte tijd als jong broekie in uitblonk. Het werk moest heel exact gedaan worden en ik had al snel de vaardigheden te pakken om het sneller en beter te doen dan mijn veel oudere collega's. Mijn collega’s waren vaak ook leuke jonge meiden, dus er was altijd wat te lachen.                                        

Daarna werd ik overgeplaatst naar de naaimachine afdeling, toen de handwerk afdeling en uiteindelijk naar de mode ontwerp afdeling.

Na een jaar, en ik was toen pas zestien jaar oud verdiende ik al bijna twee honderd gulden. Maar helaas, ik was niet echt gelukkig met dit soort werk op een confectiefabriek. 

Tot overmaat van ramp voor mijn ouders en zwager vertelde ik dat ik toch echt ging stoppen met het werken op het confectieatelier, en het absoluut niet naar mijn zin had.

Daarom ging ik weer een baan zoeken als automonteur. Waardoor de familie diep geschokt was. Ze dachten al dat ik een succesvolle modeontwerper zou gaan worden.”



Weer vieze handen

“Ondanks dat het loon als automonteur een stuk lager was dan in de confectie volgde ik toch liever mijn passie. Auto's en alles eromheen waren immers ook mijn hobby. Blijkbaar was de kleine Jantje eigenwijs geworden en wist hij nu precies al wat hij wilde en wat niet.

Op een dag las ik de krant las een advertentie. Een kleine garage en auto rijschool  eenmansbedrijf zocht een ervaren monteur. Ik besloot er meteen op af te gaan. 

De eigenaar Lucas Breuking had zowel een autorijschool en een auto showroom annex stalling en auto reparaties, gevestigd in een kleine ruimte aan de Korte Leidsedwarsstraat, vlak bij het Leidseplein. Al het werk deed hij samen met één monteur. Iets wat wij een ‘manusje van alles’ noemden. 

Lucas Breuking vertelde mij dat zijn monteur plotseling erg ziek was geworden en hij ieder dag rijles moest geven dus zocht hij een ervaren automonteur en geen broekie zoals ik. Een klein-tenger ventje die eruit zag als een twaalfjarige. Hijzelf was grote lange man die op mij neer keek en lachte mij daarbij een beetje uit leek het.”

Van mijn zwager Ferry had ik geleerd; blijf altijd beleefd. Laat je nooit zomaar wegsturen, en toon je kracht door het initiatief te nemen. Zorg dat ze naar jouw verhaal luisteren en luister goed wat ze nodig hebben. Daarom vroeg ik hem. 

“Wat zoekt u eigenlijk?  Een goede monteur of een grote man? Breuking keek mij daarbij verbaasd aan en vroeg mij wat ik daar mee bedoelde?

Toen vroeg ik hem, heeft u dan al een gegadigde voor de baan? Nee, nog niet. Daarna vroeg ik hem wat een goeie monteur kon verdienen? Hij antwoordde, Ik betaal je100 gulden per maand. Waarop ik hem vertelde dat ik nu wel begreep waarom hij nog niemand had gevonden voor zo’n laag salaris.

Niet uit het veld geslagen stelde ik hem een deal voor, waarbij ik veertien dagen voor niets voor hem zou werken, en hem zo mijn kwaliteiten kon laten zien, en hij daarna kon beslissen of ik aangenomen zou worden.

Zoiets brutaals had hij nog nooit meegemaakt maar was toch onder de indruk van mijn gedurfde voorstel. Hij besloot hij dat ik de volgende dag op proef kon beginnen.

Zo  kwam ik de volgende ochtend stipt om 8 uur in mijn werkkleding, toen een werkoverall en hij was verbaasd dat ik zo netjes op tijd kwam. Mijn eerste klus was dat hij een probleem had met een versnellingsbak waar hij zelf geen raad mee wist. Een mooi werkje om mijn vakkennis te testen. 

Zelf ging hij rijlessen geven en kwam terug om vier uur s’middags. Direct vroeg hij of ik het probleem had gevonden? Met een brede glimlach vertelde ik dat de auto al klaar was en dat hij maar moest proefrijden.

Daarvoor was ik nog steed te jong en had natuurlijk geen rijbewijs, plus de garage was tegenover de achterkant van het Gerechtsgebouw Prinsengracht in de korte Leidsedwarsstraat waar de hele dag politie stonden.

Na een kwartiertje kwam hij terug en was verbaasd hoe goed de wagen reed want ik was ook een specialist in het precies afstellen van motoren. 

Al na een week had hij gezien wat ik in mijn mars had en vertelde mij dat ik mijn proeftijd goed had doorstaan en niet meer voor niets hoefde te werken. Aan het einde van de maand ontving ik een leuk salaris, meerdan die honderd per maand, en dat was fideel van hem.” 

“Op een gegeven moment was hij ziek geworden en zocht een tijdelijke vervanger om de rijlessen te geven. Natuurlijk stelde ik voor om zijn lessen over te nemen, maar ik had geen eens zelf een rijbewijs. Uiteindelijk heb het rijlessen geven toch gedaan, en als de mensen les kwamen nemen zagen ze mij, en ze kenden mij al van eerdere genomen lessen. 

Dat was natuurlijk wel een uniek gebeuren, maar op een bepaald moment wilde ik zelf afrijden bij de CBR aan de Sophialaan waar toen de rij- examens werden gehouden. De examinatoren daar waren bekende publieke figuren, het was ook toen een soort ere baantje en ik kwam daar al een jaar voordat ik achttien werd. Want ik bracht daar de rijles en afrijden kandidaten van rijschool Breukink.


Examinator meneer Jansen moest mij die dag examineren. Maar nu komt de kruks dat die meneer Jansen mij al kende als de medewerker van  rijschool Breukink. Daardoor kwam hij er nu achter dat ik dat werk had gedaan zonder zelf een rijbewijs te hebben!

Verbaasde blikken van ongeloof en hoofdschuddend moet hij er gelukkig wel om lachen. Ach, het waren toen nog de begin jaren en hij liet het gelukkig gaan. Die middag hebben voor hem wat boodschappen gedaan met mij aan het stuur en na afloop van ‘het examen’ knipoogde hij mij toe dat ik toch wel geslaagd was. Mijn rijbewijs en schooldiploma, eentje van dat geforceerde zevende leerjaar, dat ik eigenlijk ook niet had doorlopen omdat ik al aan het werk ging zijn dan mijn enige diploma’s.

Met mijn baas Breukink had ik een fijne werkrelatie en kreeg een goede band met hem. Helemaal op een dag dat hij mij een keer van thuis kwam afhalen en ik hem aan mijn moeder voorstelde. Moeder Schelvis was altijd thuis en in de keuken aan het koken. We woonde toen nog steeds op het Waterlooplein 62,  tweede etage. Lukas Breuking stond daar beneden aan de trap en zei ‘wat ruikt het hier lekker zeg! Kom maar naar boven, riep ik en stelde hem voor aan mijn moeder. 

Gekleed in haar witte schort en zoals het bij ons Joodse mensen gebruikelijk was werd hij meteen overladen met een kommetje kippensoep, een stuk kip en daarna de specialiteit van mijn moeder een heerlijk stuk appeltaart.

Toen hij het op had zei hij, “moeder Mevrouw Duifje zoiets heerlijks heb ik nog nooit gegeten.”

Iedere week daarna vroeg hij mij of ik alsjeblieft weer een stuk appeltaart zou willen mee nemen.  

Lukas Breukink was een knappe grote man met krullend blond haar een klein snorretje, net een filmster. 

Hij was ook als autorijles leraar erg gewild bij de dames en was altijd onderweg. Uiteindelijk liet hij de garage zo een beetje geheel aan mij over. De omzet van zijn bedrijf was matig. Autorijles en reparaties brachten niet zo veel geld op.” 


“Breukink zat net van een stuk appeltaart van mijn moeder te genieten toen ik hem op de man af vroeg, of wij samen eens serieus over zaken konden praten. Want ik wilde hem een goed doordacht voorstel doen.

De locatie waar zijn bedrijf gevestigd was, de korte Leidsedwarsstraat stond precies aan de achteringang van het gerechtsgebouw Prinsengracht. Er kwam daar heel veel publiek langs, en daar werden de verdachten gebracht en stonden allerlei mensen soms uren te wachten. We zaten ook vlakbij het Leidseplein waar altijd veel mensen komen. Ik vertelde hem dat het volgens mij een goed idee was om tweedehands auto’s te gaan verkopen.

Daar had ik namelijk al goed over nagedacht, en ik stelde hem het volgende voor;

Dat ik bereid was om ook in mijn vrije tijd en ook in de weekends de auto’s op te knappen en piekfijn in orde te maken voor verkoop.

Hij zou in het begin zorg dragen voor de minimale voor- financiering en samen zouden we beslissen over de auto aankopen. De verkoop van de wagens zou ik ook op mij nemen. De winst zouden we verdelen in 75% voor het bedrijf en ik ontving 25% bonus. Het leek hem een prima plan en hij besloot het maar met mij te gaan proberen.”

De allereerste auto die wij kochten was een volkswagen. Een op het oog slecht onderhouden geval. Eigenlijk niet om aan te zien maar de prijs was wel goed voor ons, driehonderdvijftig gulden. Na een heel weekend en paar avonden sleutelen en opknappen investeerde wij vijftig gulden extra aan gemaakte onkosten en materiaal. 

Mijn nu zakelijke partner Breuking kon echt zijn ogen niet geloven! Er stond nu een plaatje van een volkswagen. We, of liever gezegd, ik verkocht die auto in ‘no time’ voor achthonderd gulden. 

Een prachtige winst bij de eerste verkoop, Breuking ontving driehonderd en ik mijn honderd gulden premie.

Na een tijdje werd al het vele werken toch wel te zwaar voor mij en besloten we er een extra monteur bij te nemen die ik zou gaan opleiden.

Helaas gebeurde toen iets dat ik in mijn verdere leven nog vele malen meer zou meemaken, ook later in het buitenland. Mijn zakelijke partners werden gaandeweg moeilijker in de omgang en te inhalig over de verdeling van onze verdiensten. 

Al snel dachten ze het alleen en zelf beter te kunnen doen. Ook Breuking, ging er zich te veel mee bemoeien. 

Hij dacht als mijn baas van de garage alles beter te weten, waardoor er een onprettige wrijving ontstond tussen ons. Persoonlijk mocht ik hem te graag om daardoor zijn vriendschap te verliezen maar uiteindelijk ging daardoor de plezier weg en daarmee ook de verkoop van de auto’s. 

Uiteindelijk zijn we toch als goede ‘maatjes’ uit elkaar gegaan.”Daar stond ik dan inmiddels achttien jaar oude en zonder baan.

Mijn eigen eerste zaak op mijn achttiende jaar!


“Tijdens mijn tijd bij Breuking had ik wel flink wat geld gespaard. Doordat ik eigenlijk alleen maar werkte en werkte en zodoende totaal geen sociaal leven had, maar ik had ook vrijwel niets uitgegeven.

Met een klein kapitaaltje van vijfduizend gulden, dat was toen een voor een jongen van 18 jaar een vermogen, ging ik op zoek naar een eigen huur pandje met een onderstuk voor een garage showroom. 

In de Utrechtsedwarsstraat vlak bij het Frederiksplein vond ik de geschikte bedrijfsruimte voor mijn bedrijf in de automobiel branche.

Daar op het bordje TE HUUR  stond alleen een telefoon nummer genoteerd. Geen bedrijfsnaam of de naam van de eigenaar, maar alleen een telefoonnummer.

Enthousiast geworden belde ik meteen dat nummer en kreeg tot mijn verrassing een oude bekende van het Waterlooplein aan de telefoon; Caransa! 

Caransa klonk net zo verbaasd als dat ik dat was en liet merken het erg leuk te vinden om van mij te horen.

Voor Caransa was ik meteen ‘Maurice’, zijn oude buurjongen.               

Mijn allereerste bedrijfspand huurde ik toen van hem met een goed contract voor vijf jaar. Hij liet die hele ruimte strak betegelen en ik maakte er een fijne auto showroom van. Met een leuke en vertrouwenwekkende  naam ‘GARAGE OKÉ’




Bij de officiële opening kwam Maup Caransa samen met zijn toenmalige zakelijke partner de heer Bram Zwaaf. Zwaaf was ook een bekende van mijn familie en ik noemde hem altijd ‘Oom Bram’.

Natuurlijk waren ook mijn vader en moeder en mijn zus en broers aanwezig die dag. En vele verdere vrienden en kennissen, maar ook mijn vorige baas Breuking. Het was een groot feest.


Dag Jantje

“1956 was een andere tijd en toen had ik al mijn eigen Toko. Maar wat nog steeds niet was veranderd was mijn roepnaam.               

Sinds de terugkomst in Amsterdam na onze onderduiktijd wist ik niet beter dat mijn naam ‘Jantje’ was. Ook toen ik later naar school ging vroeg mijn moeder aan de lerares of ze mij zo zou willen blijven noemen. Ook aan de andere klasgenoten werd ik voorgesteld als ‘Jantje’.

De echte reden was gewoon omdat de naam Maurice toen in die tijd nog niet zoveel voorkwam. Daarbij klonk het een beetje anders, te joods was in de oorlog de redenering van mijn moeder. Maar ook omdat ik het enige Joodse kind in de klas was en zij bevreesd was dat ook  na de oorlog er nog veel jodenhaat was en er op de school gepest werd naar ieder kind dat enigszins afweek. Wij werden ook ook net na de oorlog nog regelmatig uitgescholden op straat. 

Ikzelf begreep daar toen niets van. Dat had ook te maken dat ik tijdens mijn onderduiktijd als vrome katholiek jongetje ‘Jantje’ was opgevoed. En bij ons onderduikadres er nimmer over een andere religie gesproken werd. 

Ik wist daarom dus niet waarom er eigenlijk werd gescholden op Joden, en mij daarbij ook niet realiseerde dat ik zelf Joods was. Kortom tijdens mijn kinderjaren ging ik gewoon door het leven als Jantje Schelvis.

Het vreemde is dat na meer dan zeventig jaar ook nu nog sommige kennissen en vrienden uit die tijd, mij nog steeds kennen als ‘Jantje’ en mij ook altijd zo zijn blijven noemen.

Tegen de tijd dat zakelijk een beetje succes begon krijgen, als zelfstandig ondernemer begon ik ook meer zelfbewust te worden. Daarmee begon ik mij beter te kleden, zodat ik goed voor de dag kwam. Ik was jong en had wat geld door het vele werk en de verstikkende jaren 50 waren voorbij. Er begon een meer open sfeer te komen en vrijheden en lang haar kwam in de mode. Het was ook die tijd dat ik meer en meer met mijn vrienden uit begon te gaan en eindelijk een beetje kon gaan genieten van het vrije leven en niet alleen maar te hoeven werken, te piekeren en zorgen te maken.

De geweldige jaren ‘60 stonden voor de deur en in die tijd begon ook het veranderde Amsterdamse uitgaansleven flink op gang te komen. 

In Amsterdam opende bijvoorbeeld de bekende en populaire discotheek genaamd de ‘VOOM -VOOM’ in de Raamstraat, vlak bij het Leidseplein, opende de deuren en dat was een enorm succes voor onze generatie. In die tijd ‘the place to be’, vooral om te dansen en leuke meisjes te ontmoeten.

Voom-Voom discotheek was in die jaren een begrip in de Amsterdamse uitgaanswereld. Begonnen door een jeugdvriend van mij, John Wijsmuller. John was een heel bekende figuur in Amsterdam met later ook zijn gezellige Castell restaurant.

Hij is later ook in het vastgoed en andere zaken gegaan maar helaas in de afpers problemen gekomen met Willem Holleeder en de Amsterdamse-Turkse onderwereld. Dat alles heeft hem veel problemen opgeleverd, maar hij leeft gelukkig nog. 

Iets dat er vele bekende gabbers uit Amsterdam niet meer kunnen navertellen want de onderwereld van nu is niet te vergelijken met de boeven van vroeger. 

Liquidaties en bedreigingen zijn daar aan de orde van de dag. Dat komt door de drugs in Nederland en de gevolgen daarvan. Alles is verhard. In mijn tijd waren het ook geen malse jongens, die ook bij mij later in mijn restaurant en casino-club kwamen. Maar gelukkig vermoorden ze je toen minder snel.” 



“Caransa was de eerste Nederlander die voor een losgeld van tien miljoen was ontvoerd. Die zelfde ontvoerders kwamen daarna zonder blikken of blozen bij mij in de zaak en spraken er daar ook openlijk over. De politie wist dat maar liet om bepaalde redenen die ik later zal toelichten die jongens verder met rust."  

Terug naar de jaren waarbij de bedplassende Jantje tijdens de onderduik in Maastricht  de vrolijke en gelukkige Maurice de autohandelaar van het Amsterdamse uitgaansleven werd.

De meeste van de uitgaansgelegenheden waren allemaal rond het Leidseplein gevestigd. 

De meeste eigenaren van deze clubs en bars- restaurants kende mij. Het waren waren vrienden of klanten van mij als de leverancier van hun “nieuwe” tweedehands auto’s. Ik stond daar ook bekend in het uitgaansleven “als Jantje de auto handelaar.’’

In dat zelfde uitgaanscircuit kwam ik regelmatig mijn vroegere buurmeisje Shelly tegen. Ze stond bekend bij iedereen als de dochter van Maup Caransa.  

Shelly Caransa had toen verkering met ook een bekende, ene Bobby Knoop.

Een leuke en knappe jongen, die in die tijd als jonge stoere bink in nieuwe auto’s rond reed en het was algemeen bekend dat hij al veel geld verdiende. Hij was een huis aan huis verkoper van zogenaamd ‘Perzische  tapijten’ vooral in Duitsland.  En alle andere mogelijke handel waar hij zijn hand op kon leggen.

Shelly vroeg een keer aan mij, ook omdat zij wist dat ik contact had met haar vader, om alsjeblieft niet aan hem te vertellen dat zij met deze Bobby Knoop verkering had. Geen probleem dacht ik toen, wees gelukkig samen.

Ook haar moeder Rika Caransa mocht het echt niet weten. Maar op een dag  kwam Caransa weer eens quasi geïnteresseerd langs bij mij in de  garage en vroeg langs zijn neus weg of ik toevallig ene Bobby Knoop misschien kende. Daarop vertelde ik hem dat Bobby een soort vriend van mij was. 


Caransa begon toen omstandig te vertellen hoe en dat hij erachter was gekomen dat zijn dochter Shelly met deze Bobby omging.

Caransa had daarbij ook inmiddels door iemand laten onderzoeken wat voor soort jongen het was. Zo was hij er achter gekomen dat deze Bobby Knoop al eerder meisjes had gehad die voor hem zouden “tippelen” met andere woorden, dat Bobby een ‘’loverboy pooiertje’’ was.

Daar wist ik totaal niets van, en stond echt versteld over wat ik allemaal hoorde. Daarna vroeg ik hem op de man af wat ik daarmee eigenlijk te maken had? Waarom hij naar mij toe kwam met dit bizarre verhaal.

Dat kwam omdat Shelly Caransa haar vader en moeder altijd verteld dat wanneer ze uitging bijna altijd in het gezelschap was van haar oude buurjongen, ene Jantje Schelvis, Ik dus.”

Zodoende kwam hij naar mij toe. Toen vertelde ik hem eerlijk dat we inderdaad vooral in het weekend met veel andere vrienden en vriendinnen samen kwamen. Ook zijn dochter maakte toen deel van ons groepje uit. Ach, wat waren we achtien, negentien jaar oud en nog in feite kinderen. 

Meneer Caransa vroeg hij mij toen indringend om als buurjongen en vriend van de “familie” dat wanneer we weer uitging, ik een beetje extra op haar te willen passen.

Ze was tenslotte zijn enige dochter. Om daarbij terloops te vermelden dat hij wel even iemand zou langs sturen die ernstig met deze Bobby zou gaan praten met het advies om niet meer bij haar in de buurt te komen. 

Daarna zocht ik zelf Bobby meteen op en vertelde hem dat Maup Caransa nu woedend bij mij op de stoep stond om mij te vragen een oogje in het zeil te houden omdat jij met haar verkering zocht.

Ook vertelde ik dat ik geen zin had om in deze situatie te belanden omdat Caransa nu mijn huis baas was van mijn eigen garagebedrijf.

Daarbij liet ik weten het absoluut niet fijn vond om hierin gemengd te worden. Natuurlijk wilde ik niet tegen de grote Caransa ingaan maar ik wilde ook niet als een soort verrader bestempeld worden tussen mijn vrienden.

Daarom gaf ik die Bobby toch de welgemeende raad om zijn omgang met Shelly te beëindigen, en ik vertelde hem ook dat Caransa bekend stond als geen makkelijke man als die zijn zin niet kreeg.

Het was bij ons toen al algemeen bekend dat Caransa met bepaalde relaties in de onderwereld van de Zeedijk omging en dat het beter was voor je om het niet met hem aan de stok te krijgen.

Daarna vertelde ik ook aan Shelly Caransa dat haar vader plotseling bij mij langs kwam en dat hij mij wou gebruiken als een soort spion. Ook vertelde ik haar dat wanneer Maup erachter kwam dat zij toch contact met Bobby zou hebben, zij en hij in grote problemen zouden komen en dat daarmee haar vriendje Bobby in groot gevaar zou komen.

Uiteindelijk heeft ze toen haar vader beloofd te stoppen met de omgang met Bobby, omdat zij ook wel wist dat hij de middelen en de mensen had om haar constant in de gaten te houden. Ze was toentertijd doodsbang voor haar vader.

Wat later weer hoorde ik dat Caransa mij dankbaar was geweest dat ik hem had geholpen om zijn familie probleem op te lossen. Tussen mij en Rachel Caransa ontstond verder toen nog verder niets. We bleven gewoon vrienden en gingen toen nog ieder onze weg. Tot een ‘’love affair at first sight’’, is het tussen ons ook nooit echt gekomen. 

Inmiddels ging ik lekker door met mijn garagebedrijf in de weekends lekker stappen met mijn vrienden.                         

Op een avond werd ik op het terras van de Heinekenhoek voorgesteld aan een leuk meisje en we dronken wat samen. Op een bepaald moment al wat laat in de avond stelde ik spontaan voor haar naar huis te brengen.Autorijden was mijn hobby en ook een manier om samen met een mesje te zijn, beetje stoer met mijn eigen mooie wagen. Alleen vertelde dat ze helemaal in Haarlem woonde. Natuurlijk wilde ik mij niet laten kennen en antwoordde dat het geen enkel probleem was want ik had een goede wagen.

Na ons tweede afspraakje klikte het echt tussen ons en kreeg ik wat ze in die tijd noemde verkering met Rina Lodders.

In ons Mokum noemde we een meisje zoals Rina een ‘stuk’ Dat stond bij ons voor een heel mooi meisje. En ik was opeens de ‘’mazzelaar.’’geworden.


Toch wanneer we samen uitgingen voelde ik mij daarbij toch altijd een beetje opgelaten met dit ‘stuk’ haar aan mijn zijde. 

Zelf ben ik namelijk nogal klein van postuur en Rina was meer dan een kop groter. Ze had oneindig lange benen, met daarbij hoge hakken en een prachtige rechte rug. Je zag de mensen kijken! Wat doet die kleine kabouter eigenlijk met die prinses? Althans dat dacht ik. 

Bij het zoenen stond ik daarbij ook constant op mijn uiterste tenen te springen, en nog steeds kon ik niet bij haar welgevormde mooie mond komen. Het was hopeloos. 

Ook bij het dansen in de Voom Voom leken wij wel een komische nummer uit de tijd van de stomme films.

Daarom ging ik ook wel liever eens zonder haar uit, lekker alleen met mijn vrienden uit, en als ik dan daarna moe thuis kwam zat Rina trouw te wachten bij mijn moeder thuis op de bank.

Rina Lodders werkte in Amsterdam als kapster in een salon en soms na het werk vond zij het leuk om bij mij thuis op mij te wachten. Iets wat ik niet altijd wist en ook eigenlijk geen zin in had. 

We waren nog zo jong en ik had als jongeman nog mijn vrijheid nodig om te kunnen doen en laten wat ik wilde. Van mijn moeder kreeg ik het ervan langs omdat dat het niet leuk was voor Rina, maar ook dat zij ook geen oppas wilde zijn voor mijn vriendinnetje.

Hierdoor besloot ik met haar te gaan praten en vertelde Rina de waarheid over mijn lengte probleem en tot mijn verbazing en grote opluchting begreep het ook nog.

Ze vertelde dat ze ook een beetje een probleem had met mijn geringe lengte omdat ze daardoor nooit op schoenen met hoge hakken uit kon gaan. Want anders was ons lengte verschil nog veel groter, zodat de mensen misschien zouden denken dat ze met haar kleine broertje uit was.Gelukkig konden we er om lachen en we bleven nog een tijdje toch goede vrienden. 

Op het Leidseplein was toen ook een bekende nachtclub genaamd “Het Casino” pal naast het huis van bewaring aan het kleine Gartmanplantsoen. 


De uitbater was Piet Broerse beter bekend als ‘de nachtclub Koning van het Leidseplein’. De plek waar toen alle bekende artiesten uit die tijd en ook de ‘Jetset’ van mokum kwamen. 

Er waren altijd speciale optredens en shows gepland en soms werden er ook schoonheid wedstrijden gehouden. 

Als vriend van Piet werd ik daar soms voor uitgenodigd en ik vroeg aan mijn Rina om met mij die avond uit te gaan. 

Ze was kapster dus dit was voor haar ook leerzaam en inspirerend. Natuurlijk stelde ik haar die avond voor aan Piet Broese, als mijn vriendin. Hij was altijd een enorme Charmeur en maakte de botte opmerking hoe kom jij aan zo een mooi vriendinnetje!

Ook vroeg hij aan mij op de man af of Rina, misschien mee wilde doen die avond aan de missverkiezing.

Rina was in feite een verlegen provinciaaltje en voelde daar helemaal niets voor, maar door mijn aandringen besloot ze om toch mee te gaan doen.Uiteindelijk won Rina die miss verkiezing en was plotsklaps “Miss Holland” jaar? 

Later werd ze ook nog later ‘Miss World’. Blijkbaar had ik toen al een heel goed gevoel voor vrouwelijk schoonheid.

Door dit succes en media aandacht stopte te werken als kapster en had nu een nieuw succesvol beroep van fotomodel en bekende persoonlijkheid. Ons contact verwaterde daarna, vooral omdat ze heel veel op reis ging en overal voor werd uitgenodigd. 

Jaren later kreeg ik opeens een lieve ansichtkaart van haar waarin ze vertelde dat ze nu in Amerika was en dat ze daar ook ‘Miss Universe’ was geworden. Daarna hoorde ik dat ze was getrouwd met de wereldberoemde rockster Chubby Checker. Ze woont nu nog steeds in the USA en is een grootmoeder. Haar man Chubby Checker van de wereld hit ‘Let’s Twist again’, is inmiddels overleden.

                                                         

Met onze “Jantje” en Maurice ging het dus best goed zo na de oorlogsjaren en wederopbouw periode. Onze levensomstandigheden binnen de familie worden steeds beter maar voor sommige van ons blijft het toch moeilijk om goed aan de bak te kunnen komen.

"Mijn middelste broer ?Nathan, werd vrachtwagen chauffeur bij mijn vader.  Oudste broer ?? verhuisde naar Venlo waar hij een eigen confectie winkel begon. Zowel mijn zuster Esther als mijn twee broers hebben hun onderduik namen Wim en ?? hun leven lang aangehouden. 

Zwager Freddy Martin werd een succesvol verkoper op de Nieuwendijk bij een neef van hem. Ikzelf had nog steeds mijn eigen garage Okay, die nog steeds goed liep met tweedehands opgeknapte wagens.

Maup Caransa was inmiddels zeer succesvol in de militaire dumphandel geworden en en had al behoorlijk veel onroerend goed op-gekocht en inmiddels naar het chique Bussum verhuisd en woonde in een luxe villa in het Gooi. Dat hoorde toen ook al wanneer je veel geld had. 

Zijn dochter Shelly Caransa kwam in de weekends vaak naar Amsterdam om met haar vriendinnen uit te gaan, maar zij moest dan wel altijd om elf uur s avonds stipt thuiskomen.

Behalve wanneer zij in mijn gezelschap was en ik haar naar huis bracht met de auto, dan mocht ze tot een uur s nachts thuiskomen. 

En dan gebeurde het vaker en vaker dat wanneer ik haar naar huis bracht dan moest ik wel altijd mee naar binnen van haar ouders om er zo zeker van te zijn dat ze niet door niemand anders werd thuis gebracht. 

Caransa was wel altijd zeer geïnteresseerd hoe het dan met mijn garage zaak ging en was ook nieuwsgierig wat ik dan zo wel verdiende. Zelf had hij altijd weinig slaap nodig en we bleven wij vaak uren  in de nacht door kletsen. Uiteindelijk vroeg hij mij dan om te blijven slapen, zodat hij de volgende morgen met mij mee kon rijden naar zijn kantoor in Amsterdam. Daarbij liet hij zijn privé chauffeur in de Rolls Royce achter ons aan rijden. 

Zelfs toen had ik nog steeds niet in de gaten dat alles wat hij deed en wat hij zei, altijd een bij bedoeling had.

Op een dag liet hij mij zijn nieuwe kantoor en dumphandel op de Cruquiusweg in Amsterdam Oost zien en vroeg of ik geïnteresseerd was om een keertje met hem mee te gaan, tijdens de inschrijvingen van te veilen van  afgedankte legermaterialen en voertuigen.

Er stonden daar bij die veilingen soms ook personenwagens en dat vond ik natuurlijk zeer interessant voor mij eigen OK garagebedrijf. Caransa liet mij dan zien hoe bekend hij daar was en hoe het allemaal precies werkte.

Bij mijn eerste bezoek met liet hij de verkooplijst zien en er stonden inderdaad drie Amerikaanse personenauto's op hij vroeg mij of ik geïnteresseerd was. Ik vertelde hem eerlijk dat al mijn kapitaal in mijn huidige voorraad auto’s van mijn garage zat en dat begreep hij.

Daarom stelde hij voor dat hij die auto’s zou betalen en als ik ze had verkocht hij vijftig procent van de netto winst zou ontvangen.

Zo gezegd, zo gedaan en die eerste deal die wij samen deden ging fantastisch. In ‘’no time’’ verkocht ik die drie wagens. 

Enthousiast ging ik naar hem toe om hem zijn deel van het geld te geven. Maup was heel verbaasd dat ik ze al zo snel had verkocht. Dat zag ik als een groot compliment van hem naar mij toe.

Die tijd werden we veel ‘’closer’’ en in de meeste weekenden als ik zijn dochter naar huis bracht bleef ik als hun gast en bleef dan vaak logeren.

De vriendschap en uiteindelijke liefdesrelatie met Shelly werd ook meer serieuzer. Mijn ouders werden uitgenodigd om samen op vrijdagavond de Sjabbat te komen vieren en samen te eten.

Sjabbat is bij Joodse mensen een traditie en zijn vrouw Rika als niet Joodse echtgenote had van haar schoonzuster Femma goed geleerd hoe zij een kosjere Sjabbes maaltijd moest doen. 

Mijn ouders werden inmiddels door de Caransa’s helemaal ingepakt. Pa en ma zagen een huwelijk en alles wat daar bij kwam kijken al helemaal zitten en mochten Shelly en haar moeder heel erg graag.

Er werd al snel gesproken over een serieuze verloving en kort daarna werd ik ook uitgenodigd om met de familie Caransa en zijn toenmalige compagnon Bram Zwaaf en zijn vrouw Becca mee op vakantie te gaan naar Spanje.


Naar Spanje was heel wat. Ik was namelijk nog nooit verder weg op vakantie geweest dan naar Zandvoort. Ook had ik nog nooit gevlogen. Alles was een openbaring voor mij. Helemaal naar Spanje en in een luxe hotel verblijven. Een fijne en gezellige tijd. De familie deed er van alles aan om het mij goed naar de zin te maken. Terug van vakantie werd onze verloving voorbereid en feestelijk gevierd in het Doelen Hotel, van Pa Caransa. 

Ook kon ik mijn familie en beste vrienden uitnodigen. De meeste van mijn familie kenden de familie Caransa al en ook de vrienden van Shelly waren mijn vrienden. Het was een overdadig mooi feest, aangeboden en volledig betaald door Pa Caransa, dacht ik toen.   

Op een dag vroeg Pa Caransa (ik moest hem Pa Maup noemen ) naar zijn kantoor te komen voor een privé meeting en begon hij mij vragen te stellen over wat ik precies verdiende en wat mijn eigen kapitaal was, en hoeveel auto’s ik verkocht per maand en wat mijn winstpercentage was.

Daarbij zat ik hem een beetje met ongeloof aan te kijken en vroeg hem waarom hij dat allemaal wou weten. Hij begreep mijn verbazing en kwam met zijn compleet uitgedachte voorstel.

Er van uitgaan dat zijn enige dochter met mij ging trouwen en hij geen opvolger had zou hij graag zien dat ik mijn garage zou verkopen en bij hem in zijn zaak zou komen werken. Ook zijn zakelijk partner Bram Zwaaf zou dat  fijn vinden. Verrast en ook wel blij vertelde hem dat ik daarover serieus wilde nadenken en wilde weten wat hun financiële condities met mij zouden zijn.

Maar ook wilde ik weten wat mijn werkelijk positie binnen zijn bedrijf zou worden. Omdat ik namelijk sinds mijn achttiende jaar al zelfstandig werkte en geen vaag baantje als de aanstaande schoonzoon van Caransa ambieerde. Later begreep ik pas dat ik daar gewoon niet onderuit kon komen bij Caransa en daardoor bij veel mensen toch de naam kreeg dat ik ordinair op zijn geld uit was.






Na goed overleg met mijn ouders en mijn zwager Freddy om goede raad te geven over wat ik moest doen adviseerde zij mij dat het bij hem gaan werken een heel goed idee van Caransa was voor mijn toekomst. 

Ze begrepen zijn standpunt en het leek het beste voor mij en mijn aanstaande vrouw. Zwager Freddy michel gaf aan dat hij mij altijd zou helpen, met wat er ook zou gebeuren. 

Gesteund door mijn familie die het wel zagen zitten ging ik terug naar Pa Maup, om hem te vragen hoe mijn nieuwe ‘’job’’ er dan uit dan uit zou gaan zien. 

Hij besloot dat ik directeur zou worden van een van zijn bedrijven, genaamd Cometaal.NV.

Binnen Cometaal een goed basis salaris zou gaan verdienen plus een auto van de zaak. Plus aan het einde van het jaar een bonus van 30% van de gemaakte nettowinst. Het klonk allemaal prachtig en er was weinig andere keus. Doorgaan met mijn leuke maar kleine garage bedrijf of directeur te worden binnen een groot bedrijf van Caransa. Overweldigd door de plotselinge geboden aanlokkelijkheid van alles, plus mijn aanstaande huwelijk dat toen als als een loden last erbij hoorde stemde ik toe en daarmee was mijn bestaan als zelfstandig garagehouder beëindigd.

Eenmaal besloten om zijn aanbod te accepteren verkocht ik mijn garage en de voorraad auto’s en begon op zijn nieuwe kantoor aan de Muiderstraat 19 in Amsterdam. 

Dat was ongeveer begin 1961 en ik stelde hem voor dat ik mij binnen Cometaal zou bezig gaan houden met de huizenhandel en het onderhoud van zijn onroerend goed. 

Caransa was toen helemaal bezeten van ons aanstaande huwelijksfeest en beloofde dat het de bruiloft van de eeuw zou worden. Zijn honger naar media aandacht was enorm.

Dat hij daarbij compleet aan onze relatie en privacy en persoonlijk wensen voorbij ging kwam totaal niet in hem op. Hij huurde in September 1962 het gehele Hotel Rembrandt in Noordwijk af voor de bruiloft.

De fotograaf van de Telegraaf Anton Veldkamp en journalist Hans Knoop werden onder anderen gearrangeerd om zo veel mogelijk publiciteit te krijgen. Ons huwelijk was dan ook de ‘glamour bruiloft van de eeuw’ in zijn beleving.

De kranten en tijdschriften stonden er namelijk vol van. De bruiloft en het afhuren van Hotel Rembrandt kostte hem voor die tijd een vermogen. Zelf was ik daar echt niet zo gelukkig mee. Maar er zat ook toen al een zakelijke kant aan want dit hotel was ook van ene Reinder Zwolsman en zijn Exploitatie Maatschappij Scheveningen. Caransa had toen al zijn oog laten vallen op het doelen hotel in Amsterdam.

Om als gewone jongen van het Waterlooplein zo in de belangstelling te komen staan was nieuw voor mij. Maar voor de publiciteit geile Caransa was dat waar hij altijd van droomde. Zijn motto was ‘’het geeft niet hoe ze over mij praten als ze maar over mij praten.”

Onze bruiloft was zeer geslaagd met erg veel gasten, familie en zakelijk contacten, politici, de Amsterdamse bekende artiesten, ze waren er allemaal. 

Willeke en Willy Alberti Johnny Jordaan Rijk de Gooyer Johnny Kraaykamp en ook mijn vriend Rudy Carel, en nog vele, vele anderen.

En dan natuurlijk de vrienden van Pa Caransa. Sommige met een “fout” oorlogsverleden. Bunkerbouwers de de gebroeders Freek en Wim van der Meijden

(Oom Cor de Rooy??  en nog meer maatjes?? uit zijn oorlogsverleden die ik niet wil noemen?? (daar heb ik geen informatie over en kunnen we niet gebruiken)


Natuurlijk waren er veel prominente figuren uit die tijd zoals wethouders en hoge gemeente ambtenaren. Bankdirecteuren en Ajax voorzitter Max van Praag. Het bestuur en de voorzitter van de KNVB, Lo Bunt en Jack van Zanten de directeur van Autopon. 

Caransa was inmiddels een grote speler zowel zakelijk als als ‘bekend persoon in de kranten en op tv. Een soort van Donald Trump figuur van Amsterdam in huidige termen.  

Gelukkig waren mijn hele familie en veel kennissen van mijn kant  uitgenodigd en aanwezig. Het was een groots opgezet feest wat wel twee dagen en nachten duurde. Caransa had het gehele Hotel ‘Rembrandt’ in Noordwijk  afgehuurd voor honderden gasten. Na die twee dagen van handjes geven en eten en drinken zouden we zoals gepland op onze romantische huwelijksreis gaan.”

Gedurende de bruiloft dagen ontvingen we gigantisch veel cadeaus, de bekende huiselijke huwelijkscadeaus maar ook veel enveloppen met geld erin, die wij tot onze verbazing en afschuw de volgende ochtend na afloop van de bruiloft samen met pa en ma Caransa gingen openen.

Al het geld dat voor ons persoonlijk bestemd was werd afgenomen door Pa Caransa met de zakelijke mededeling ‘bijdrage in de onkosten van het feest.’

Hij had zelf goede sier en indruk gemaakt in heel Nederland. Zijn enige dochter was getrouwd en hij was inmiddels een van de rijkste personen van Nederland dacht men. Toch moesten wij de bruiloft met onze bruidsschat mee betalen. Mijn vrouw Rachel en ik wisten niet wat we zagen. Toch hielden we wijselijk onze mond, want we wilden geen toestanden, ruzie en drama en waren murw geslagen van alle aandacht en publicitaire druk van buitenaf. Daarbij wisten we inmiddels het ware karakter van Pa Maup, hij kon van het ene moment op het andere totaal omslaan en van een joviale vent omslaan in een tiran.

We waren natuurlijk teleurgesteld omdat we het geld zelf goed konden gebruiken en grootse plannen hadden gemaakt voor op onze huwelijksreis. Een luxe reis die hij eerst had aangeboden maar ik moest het toch allemaal zelf betalen. Voor de lieve vrede hebben we er maar niets van gezegd en besloten om onze huwelijksreis te maken met de auto naar Zuid Frankrijk.

Bij terugkomst in Amsterdam was ons ook beloofd een eengezinshuis te mogen kopen die pa, Carnasa ons had aangeboden en zou betalen.

We vonden een leuk nieuwbouw huisje in Amstelveen, wat in die tijd negentig duizend gulden kosten. Het huis werd op naam van mijn Shelly Caransa gezet, want we waren natuurlijk getrouwd op huwelijkse voorwaarden.

Aan het werk voor Pa Caransa

“Maup Caransa vertrouwde mij in 1962 zijn enige dochter toe en trok me ook zakelijk zeer dicht naar zich toe, binnen zijn toen al indrukwekkende zakelijke affaires en handel.






We begonnen binnen de nieuwe Cometaal n.v met een startkapitaal van twintig duizend gulden. Caransa had mij ook gevraagd om een opleiding te volgen voor beëdigd makelaar, en ik had tijdens die lessen al veel relaties opgebouwd. Doordat ik uiteindelijk heel weinig scholing had gehad en een groot probleem om mij goed te kunnen concentreren haalde ik het makelaarsdiploma niet. Toch verhinderde dat mij niet dat ik hele goede zaken deed voor de firma. Daarbij voelde ik mij als een vis in het water binnen de wereld van de makelaardij.

Mijn hele leven heb ik twee grote passies gehad, auto’s en handel. Een perfecte combinatie voor mij. Zelfs nu meer dan tachtig jaar oud koop ik af en toe een goede maar verwaarloosde auto op, en binnen een mum van tijd zet ik er mooie velgen en goede bandjes onder. 

Maak alles een beetje netjes en ik verkoop hem weer door met een leuk winstje. Voordat het programma ‘’wheeler and dealer’’ op de tv kwam deed ik dat al mijn hele leven en in 2022 nog steeds. Het echte geld verdienen zit hem natuurlijk in de projectontwikkeling en daar heb ik ook veel geluk maar ook pech in gehad. Dat vertel ik nog later in dit boek.


Maar eerst terug naar mijn nieuwe ‘vaste’ job voor Caransa bij Cometaal in 1962

Al snel werd ik een serieuze ‘’speler’’ genoemd in de wereld van de Amsterdamse huizenhandel. Natuurlijk wist iedereen dat ik de schoonzoon van Caransa was en dat had ook een voordeel qua naamsbekendheid en liquide middelen. Maar ook een enorm nadeel omdat de naam Caransa, viel mij op, niet echt lekker lag bij veel mensen.

Wanneer klanten met mij persoonlijk te maken kregen tijdens de aankoop of verkoop en andere taken dan ging die handel erg goed. We hadden natuurlijk midden jaren ‘60 ook de markt mee. We opereerden eerst in oude buurten en de huizen waren nog heel goedkoop zo in de wederopbouw van de oorlog.  

Met mijn ambities, aangeboren enthousiasme en opgedane eigen ervaring als autoverkoper had ik al snel een mooie winst voor de zaak Co-metaal N.V. gemaakt.


Caransa was in die tijd behoorlijk trots en complimenteus naar mij toe op mijn zakelijke prestaties en beloofde mij als ik zo zou doorgaan dat er een vette bonus aan eind van het jaar klaar zou liggen van vijftigduizend gulden, een bedrag dat in die die tijd een vermogen was.

Met die beloning in zicht bleef ik er lekker hard tegenaan gaan en werkte dag en nacht, en was daarbij zeer succesvol.

Wat mij toen wel al tegenstond was dat Pa Caransa zich achter mijn rug bleef bemoeien met mijn gezin. Inmiddels hadden wij ook een kindje erbij gekregen, een prachtig lief jongetje die we Marcel noemde. Het waren drukke en gelukkige tijden. Een leuk gezinnetje met veel vrienden en gezelligheid. 


Pa Caransa was daar op een of andere manier niet zo blij mee of jaloers. Want zijn eigen zogenaamde vrienden waren meestal kaart en zakenrelaties, en geen echte vrienden.

Sluimerend onheil hing in de lucht wanneer hij zich meldde bij ons thuis of bij mij op het werk. Terwijl we in de basis zo gelukkig waren en er ook zakelijk succes was. Met de geboorte van onze eerste zoon leek er eerst geen vuiltje aan de lucht. 

Zijn humeurige gedrag en bemoeizucht was toen nog geen reden voor zorg, omdat omdat ik veel vrienden had en een te druk eigen sociaal leven om eerlijk te zijn. 

Het einde van dat jaar 1962 naderde en ik had binnen Cometaal een behoorlijke winst gemaakt van rond een miljoen guldens. 

De dag voor de kerst werden alle medewerkers van Caransa en Cometaal en al zijn neven Maatschappijen tot elkaar geroepen voor de gebruikelijke nieuwjaarsreceptie en uitreiking van de eindejaarsbonussen.

Als de dag van gisteren herinner ik dat wij met een mannetje of twaalf bij Caransa op kantoor in de Muiderstraat aan een grote indrukwekkende directie tafel zaten met aan het hoofd Maup Caransa en in het midden naast hem zijn zakelijke partner Bram Zwaaf, en met aan de andere kant van de tafel, zijn secretaris David Engers. 

Caransa en Zwaaf kende elkaar al jaren van voor de oorlog en werkte al vanaf de Waterlooplein tijd samen als compagnons. Vrij snel nam Caransa in die maatschappij een groter deel van de aandelen over en overvleugelde Bram Zwaaf, die op de achtergrond voor meer rust en balans in de zaak bracht. Volgens Zwaaf een perfecte combinatie van ambitie, agressie en rust en kalmte.   

Er werd een toespraak gehouden door de grote baas en daarna werden de enveloppen met bonussen uitgedeeld. Als jongste medewerker in het directie gezelschap zat ik aan het andere eind van de tafel en kreeg zo als laatste mijn envelop. De andere stafleden hadden al kunnen zien wat erin zat en ik zag veel blije en opgetogen gezichten.

Zelf had ik al uitgerekend wat er ongeveer in mijn envelop zou zitten na mijn zeer goede prestaties. Die afgesproken vijftigduizend ‘’pietermannen’’ of misschien wel een beetje meer.

Na het openen mijn envelop haalde ik voorzichtig de cheque eruit en keek naar een vijf met drie nullen in plaats van vier! Eerst dacht ik aan een grap of een nare  droom. Er viel een doodse stilte en iedereen keek naar mijn verbouwereerde reactie. Nogmaals keek ik naar die cheque en vroeg me af of ik mij niet vergist had. Mijn nieuwjaar bonus was dus echt maar vijfduizend gulden.

Als in een trance stond ik op en verscheurde de cheque terwijl ik liep naar het eind van de tafel waar Caransa zat te meesmuilen en smeet de de stukken van de cheque in het gezicht van Caransa en riep woedend dat hij die fooi maar in zijn achterste moest steken, en daarna liep ik kokend van woede de deur uit.

Bij mijn thuiskomst zat mijn vrouw en haar moeder al op mij te wachten want zij wisten dat ik een grote bonus zou krijgen en zagen aan mijn gezicht dat er wat mis was en ik vertelde ze wat er gebeurd was.

Dat ik diep beledigd was stond vast, Caransa zijn vrouw Rika was razend op haar man. Ma Rika stond bijna altijd aan mijn zijde. Opeens waren er grote problemen binnen de familie, en ik vertelde ook aan mijn vrouw en haar moeder dat ik absoluut niet meer voor hem verder zou gaan werken en per direct ontslag zou nemen als directeur van Co-metaal.NV.

Ook wilde ik niet meer dat hij bij ons langs kwam. We hadden toen onze eerste zoontje Marcel. Rachel was zwanger van de tweede. Dus dat bracht allemaal heel veel onrust met zich mee. Waarom had hij zich niet aan de afspraak gehouden en mij gewoon  goed beloond voor een jaar keihard werken voor hem?

 

Dan merk je dat iemand van binnen al verrot is en je met open ogen en een neppe glimlach in de maling zit te nemen, waar iedereen bij zit.

Mijn reactie was nogal heftig en dat had hij ook weer niet verwacht. In mijn leven had ik al jong geleerd om je verlies te kunnen nemen en dan afscheid te nemen,de deur dicht te trekken. Was dit weer zo’n geval? 

 

Wiedergutmachung


Wat ik later hoorde van Rika Caransa en zijn partner Swaab dat hij razend op mij was. Maar wat later ook dacht aan zijn eigen jeugd jaren. Daardoor kwam hij tot de slotsom dat hij zelf ook zo zou hebben gereageert. Een paar dagen daarna kwam hij toch bij ons thuis langs en kwam op mij afgelopen met uitgestrekte hand en zei; Maurice het spijt me!!

Hij was in de basis gewoon bang dat wanneer hij mij veel geld betaalde ik een concurrent voor hem zou worden. Hij wilde mij er zo simpel onderhouden, zoals hij dat met iedereen deed. Hij wilde zo zijn mentale grip op mij houden. Zelf had ik niet de mentaliteit om geld te stelen en mensen te bedonderen, maar Caransa stal wel mijn verdiende geld.

Uiteindelijk legde we het conflict bij, wat moest ik anders doen? Hij was ten slotte mijn schoonvader. Hij sprak erover dat het geld beter in de zaak moest blijven en zo hij manipuleerde hij mij om de zaak dan maar te laten gaan. 

“Jij bent de eerste in mijn omgeving die laat zien dat je een kerel met ballen bent en eerlijk voor je mening uitkomt. iets waar ik natuurlijk niet echt blij mee was in het bijzijn van mijn staf en directie leden”, sprak hij.

Om en plein publiek voor paal te worden gezet, maar ik wil je vertellen, dat het mij spijt. Daarom hoop ik dat we weer vrienden kunnen worden. En hij zei dat hij mij altijd zou helpen zonder enige tegen vergoeding. 

Die woorden ‘’zonder tegen vergoeding’’ waren door hem zeer goed gekozen, want die Cometaal bonus van rond de vijftigduizend heeft hij nooit uitbetaald. Zijn excuses waren een goedkope manier om zeggen, jammer maar helaas.”

 

Ondanks alles vertelde ik hem mijn besluit om niet meer voor hem te willen werken en graag weer op eigen benen zou willen staan. Dat was allemaal geen probleem en daarna werden we toch weer goeie maatjes en trokken samen veel op.


Door de hele gang van zaken met Caransa leek het mij toch beter om weer zelfstandig te gaan werken en mijn ambities zelf te kunnen waarmaken.

Zo begon met het overnemen van een bekende winkel in radio onderdelen op de Ceintuurbaan, Radio Groeneveld. We gingen daar ook radio’s en vooral televisies verkopen. 


Televisies begonnen toen echt populair te worden en ieder huisgezin wilde er eentje kopen. Let wel we hadden maar een of twee zenders en heel beperkte zendtijden. Alles in zwart/wit beeld maar iedereen in de straat zag de buren er een kopen en als het dan kon wilde de mensen niet achter blijven en en zelf ook zo’n televisie in een houten wand meubel aanschaffen. Gouden tijden want ik wist grote partijen van televisies op te kopen en vanuit Duitsland naar Nederland te importeren.

Daarna opende ik een filiaal in de van Swindenstraat in Amsterdam Oost, met als bedrijfsleider de bekende Ajax speler Co Prins. Daarna nog een winkel in de Ferdinand Bolstraat en ook een vestiging in Utrecht.

Ik huurde daar ook een winkelruimte en begon een grote grammofoonplatenzaak. Daar was ik dag en nacht mee bezig en reisde ook veel om platen in te kopen in Duitsland. 

Dat laatste werd in mijn gezin niet in dank afgenomen en daarom besloot ik mijn hele platen handeltje en televisie winkels te verkopen aan een bevriende relatie, Joop van der Anker. 

Joop was de eigenaar van een bekende elektronica zaak  genaamd Televersum op de Elandsgracht in de Jordaan. Het was dus weer tijd om wat anders te beginnen, het liefst in Amsterdam.

John Wijsmuller, vriend en eigenaar van de bekende discotheek Voom-Voom gaf mij op een avond de gouden tip om in Mokum een ‘Drugstore’ te beginnen. Omdat ik absoluut niet begreep waar hij het over had en wat hij bedoelde stelde hij voor om samen naar Parijs te gaan. John zou mij daar precies laten zien wat het fenomeen ‘Le drugstore’ inhield. 

Nieuwsgierig geworden reden we samen naar Parijs. Hij liet mij dat nieuwe idee van een Drugstore op de Champ Elycee zien en ik was daar meteen helemaal weg van. 

Het idee van ‘Le Drugstore’ was een grote luxe supermarkt met allerlei losse boetieks voor kleding, luxe goederen en ook horecagelegenheden. Iets wat we nu allemaal kennen, maar zo eind jaren zestig nog niet bestond in Holland. Wij hadden in Amsterdam de Bijenkorf en Vroom en Dreesman en de wat luxe maar truttige zaken als La Bonneterie op de Kalverstraat. Maar dit idee was  compleet nieuw en super modern en nog niet eerder vertoond in Nederland.

Le Drugstore in Amsterdam!

‘’Op de Nieuwendijk huurde ik een geschikt pand en begon daar de eerste Drugstore in 19?? 

Het was meteen een groot succes. Maar ik had alleen maar de financiële middelen om de begane grond en de kelder te verbouwen en zelfs met investeringen van bekende  participanten uit de modewereld zoals Lex Daniels en Fong Leng en de News stand van het Hilton kon ik geen adequaat krediet krijgen van een bank.

Daardoor kon ik de gehuurde, eerste, tweede, en derde verdiepingen in het gebouw niet afbouwen.

Kortom we hadden een exploitatie tekort bij een fantastische zakelijk plan. Uiteindelijk was ik genoodzaakt een externe zakelijk partner of meefinancierder te vinden.’’

Pa Caransa zag deze ‘Drugstore’ formule ook wel zitten en wou er zelf een op het Rembrandtplein beginnen. Inmiddels had hij namelijk het bekende Amsterdamse etablissement ‘’Heck’s Ballroom’’ gekocht. Een heel groot en zeer bekend gebouw naast zijn andere bezit het ‘Cafe Restaurant de Kroon.’

Die grote horeca zaken liepen niet goed meer, want de mensen bleven meer thuis door de televisie. Ook hij wilde daar ook een soort ‘drugstore’ beginnen om zo het jonge publiek te trekken.


Dat werd uiteindelijk de ‘de Galerij’. Ook met verschillende winkeltjes en boutiques. Uiteindelijk liep de Galerij uit op een debacle door drugs en prostitutie overlast rondom het Rembrandtplein en de Utrechtsestraat, aar dat was later in de jaren ‘60.

Vandaar dat Caransa zich met mijn plannen wilde bemoeien. Maar ook ik maakte een enorme fout door met de financiering in zee te gaan met mijn schoonvader. Daarmee liep ik weer met open ogen in een val gezet door Maup Caransa.

Enthousiast geworden door het toegezegde krediet bij Pa Caransa zocht ik naar een inrichting voor de ‘Drugstore’ op de Nieuwendijk. 

In een advertentie las ik over een beurs in Düsseldorf voor winkelinrichtingen.


Allerlei vernieuwende ideeën en winkel concepten die ze daar ten toon stelden en verkochten.

‘Made to order’ 

Daar zag ik ineens de ‘lay-out’ precies voor het soort boutique winkelketen concept dat ik wilde beginnen. Ik wachtte even af hoe die beurs verliep en sprak aan het einde van de beurs met de eigenaar van mijn droominterieur. Die man vertelde dat ze na de beurs alles zouden afbreken en in feite alle losse winkel delen weg zouden gooien. 


Toen sprong ik gelijk op de kans om de showroom inrichting materialen als dump materiaal op te kopen voor zestig duizend gulden. Daardoor had ik in één keer een bloedmooie zaak. Zestigduizend gulden was in die tijd wel een fortuin, hoor! 


Daarvoor kon je toen bijvoorbeeld twee grachten panden kopen. Bij de reguliere banken kon je voor dit soort projecten niet aankloppen. Voor een lening, ik niet in ieder geval. Maar daar kwam Caransa weer om de hoek kijken en die wilde het project wel mee financieren.  


Gelukkig had ik een exclusief ‘Le Drugstore Nederland’ contract met de Franse licentiehouders afgesloten waardoor hij in feite bij mij moest aankloppen om zelf een ‘Le Drugstore’ te beginnen. Hij noemde zijn winkelgalerij later daarom ‘De Galerij’ erg fantasieloos maar het dekte de lading.”


 DAAR GING IK WEER IN DE FOUT 


“Caransa stelde voor om de al bestaande Drugstore op de Nieuwendijk samen te gaan doen en hij zou garant staan bij de bank voor het ontbrekende exploitatietekort krediet.

Plus, ik zou dan een “deelneming” krijgen in de nieuwe ‘de Galerij’ vestiging, op het Rembrandtplein.

Toen was ik al blij dat ik mijn huidige ‘Le Drugstore’ af zou kunnen maken en door het mijn enthousiasme en blinde vertrouwen was ik vergeten om alles goed op papier te zetten met mijn schoonvader. Want we waren toch een familie!

Op een gegeven moment kwam Caransa zelf bijna iedere dag langs op de ‘Drugstore’ en begon zich overal mee te bemoeien. Zijn aanwezigheid en manier van doen kwam de goede sfeer niet ten goede bij mijn personeel en bedrijfsleiding. 

Maar wat nog erger was, ook mijn standhouders konden zijn bemoeizucht een arrogantie ook slecht verdragen. 

Het toegezegde exploitatie krediet van de bank werd ineens gehalveerd. De 500.000 werd 250.000 gulden, zo was Caransa met alles. Toen ik hem daarop aansprak  vertelde hij dat hij een beetje krap bij kas zat en deze affaire als privé had gedaan.

De werkelijke reden was te dom voor woorden. Ik kwam er achter dat een van zijn secretaresses uit het Doelen Hotel vaak bij mij in de Drugstore in de pauze op visite kwam en Maup achter deze dame aan zat voor een van zijn affaires.

Hij had met Rikka, zijn vrouw inmiddels een verstandshuwelijk en ook een openlijke relatie met zijn veel jongere joodse en geblondeerde secretaresse waarvoor hij toen ook een pand en een hotel had gekocht, in Amsterdam-Zuid.

Die secretaresse die graag bij mij op de Drugstore langs kwam was niets meer dan een aardige vrouw en ik had totaal niet in de gaten dat dit een relatiebreuk zou veroorzaken tussen mij en mijn vrouw en het begin van alle ellende. 

 

Deze dame wilde verder niets met Caransa en nog erger ze vertelde ronduit dat ze meer in zijn schoonzoon Maurice zag, en al iets had met mij.

Geloof me ik wist van niets! Op een dag moest ik bij hem op kantoor komen en hij vroeg mij op de man af of ik een affaire met zijn secretaresse had. Verbouwereerd keek ik hem aan en wist niet wat ik hoorde, ik was inmiddels zeven jaar getrouwd en had twee mooie zoons. 

Was nog nooit vreemd gegaan en ik vertelde hem dat het allemaal onzin, flauwekul en leugens waren. En drong erop aan om dat meisje erbij te halen. Maar dat zag Maup ook niet zitten want ik denk dat het dan uit zou komen dat Caransa zelf alles al geprobeerd had om haar in bed te krijgen en inmiddels al een paar keer met haar was uitgegaan. Hij hield dus de boot af voor een confrontatie met haar en mij erbij.

Toen ik die avond thuis kwam zaten mijn vrouw Chelly en haar moeder met betraande ogen al op mij te wachten. Ze hadden gehoord van Pa dat ik vreemd ging en dat zijn dochter maatregelen moest nemen. Natuurlijk werd ik niet geloofd maar Pa wel.”

Toen begonnen toen onze huwelijksproblemen. 

“Caransa liet mij inmiddels ook stiekem schaduwen door privédetectives en de sfeer was in de familie om te snijden.

Het exploitatie credit bij de bank werd daadwerkelijk stopgezet zodat mijn ‘Drugstore’ op de Nieuwendijk in de problemen kwam. 

Natuurlijk heb ik nog geprobeerd met hem te praten maar er was toen al besloten om te gaan scheiden. Ook bij mij thuis was de situatie ondraaglijk geworden. Er werd er alleen maar naar zijn kant van de zaak geluisterd.

Op zijn toenmalige kantoor aan de Herengracht en in bijzijn van zijn zakelijk partner Bram Zwaaf en zijn secretaris David Engers werd besloten dat hij en zijn dochter akkoord gingen met de scheiding en dat ik niets zou meenemen uit mijn huis anders dan mijn kleding.

Dat ik mijn twee kinderen zou kunnen zien en mee naar huis nemen volgens het normale wettelijke bezoekrecht. En dat ik een geheimhoudingsverklaring zou tekenen over wat ik allemaal wist van Caransa persoonlijk en zijn zaken. Want hij was blijkbaar toch een beetje bang voor dat ik al zijn drugs en affaires met andere vrouwen maar ook zijn zwart geld handel en oorlog wandel en handel schandalen naar buiten zou brengen bij de pers. 

Iets waar ik nu wel spijt van heb maar dat toen niet deed heb gedaan mede om mijn zonen voor de buitenwereld te beschermen.  Als tegenprestatie zou hij de bank opdracht geven de exploitatierekening van mijn Drugstore vrij te geven, zodat de zaak gewoon kon doorgaan. Daarmee zou alles onder ons zou blijven.

Natuurlijk wisten binnen een paar dagen iedereen dat ik ging scheiden van de dochter van Caransa, waardoor de standhouders mijn huisbaas en alle crediteuren heel onrustig werden. Het was oorlog en alles was veroorloofd. Zelf had ik inmiddels aan zijn eisen voldaan maar Caransa hield niet op en was er op uit om mij zowel privé als zakelijk kapot te maken. 

Hierbij  correspondenties  met zijn secretaris ,met de bank, krantenartikelen en met het Schiller hotel  waar ik een verbod kreeg om niet meer in zijn Hotel te komen maar dat snel terug draaide anders zou het hotel gerechtigd gesloten worden.”              

 

Scheiding en een loopgravenoorlog.

                                             

“In 1969 ben ik gaan scheiden in overleg met MC onder zijn volgende voorwaarden:

Niets uit mijn huis meenemen anders dan mijn kleding zodat de kinderen geen veranderingen hoeven te doorstaan en dat ik afstand van mijn huis deed. Overigens zonder mijn medeweten had Caransa al een hypotheek op mijn huis genomen. 

Zakelijk zou ik samen met Caransa de affaire ‘Drugstore’ regelen door middel dat ik een zakelijke afspraak moest maken met de crediteuren ter vijftig procent finale kwijting en dat hij de andere vijftig procent schuld voor zijn rekening zou nemen. Dat betekende dat hij de ‘Drugstore’ alleen in handen had, wat natuurlijk een hele goeie ‘deal’ voor hem was.

Caransa beloofde dat hij volledig zou meewerken in overleg met mijn ex-vrouw dat ik een redelijk bezoekrecht zou krijgen om onze beide zoons ieder weekend te mogen ophalen en ook drie weken per jaar de zomer vakantie met hun door te kunnen brengen.Hij stond er verder op dat ik geen negatieve informatie aan de pers zou geven.Nadat we dat allemaal op papier hadden vastgelegd in het bijzijn van zijn secretaris en heb ik het contract getekend.

Na tekening van het contract zou ik mijn kopie, ook nadat mijn ex-vrouw het had getekend binnen een paar dagen kunnen ophalen op zijn kantoor.

Inmiddels had ik wel een positief interview en lovende uitspraken over Caransa gedaan over de affaire aan de Telegraaf. Zoals ik afgesproken had. Hij wilde de schone schijn ophouden. Alles wat Caransa deed en binnen de familie was voer voor de pers.” 


“Toen begreep ik weer niet hoe dom en naïeve ik was geweest. Het kopie contract heb ik nooit ontvangen. Alle afspraken die daarin stonden gingen op in rook. Later hoorde ik dat mijn ex-vrouw het contract ook nooit had gezien.

Ook kreeg ik te horen van de Curator Mr. Mok dat Caransa niet van plan was om de beloofde vijftig procent van de schuld aan de crediteuren te betalen. 

Het faillissement werd daardoor niet opgeheven en ik moest daar alleen voor opdraaien. Ik heb nog een wanhoop brief geschreven aan zijn secretaris David Engers, maar ik kreeg Caransa niet meer te spreken krijgen en de deur viel definitief dicht in mijn gezicht.

Waarom ook alweer? 

Voor een valse roddel over een secretaresse waar de geile en inmiddels coke verslaafde Maup het op gemunt had. Zakelijk was Caransa een geniale manipulator maar als man niets meer dan een gefrustreerd boos kind die een keer zijn zin niet kon krijgen. Gedesillusioneerd en intens verdrietig en geruïneerd bleef ik achter. 

Mijn huwelijk met Rachel Caransa was misschien niet uit gepassioneerde liefde ontstaan, maar uit jeugdig optimisme en naïviteit. Desondanks was zij een goede moeder en een vertrouwde partner voor mij. Helaas stond haar eeuwige vader, Pa Caransa altijd in de schaduw mee te kijken en bemoeide zich contant met ons privéleven en ook mijn zakelijke beslommeringen. 


Die Drugstore was een groot succes, en had dat nog jaren kunnen blijven als hij zich niet als een aandacht zoekende afgewezen puber en onrust stoker had gedragen. 

Zijn eigen huwelijk was een ‘verstandshuwelijk’ de nalatenschap van de oorlog en de jodenvervolging waarin hij was ontsnapt aan deportatie door met een christenvrouw, een ‘’Goje’’ in het Bargoens te trouwen. (Bargoens is de straattaal van de joodse Amsterdammers.) 

Toen begon het gevecht van de kleine David tegen Goliath

Inmiddels was ik uit noodzaak verhuisd naar Utrecht met de financiële hulp van mijn zwager Freddy Michel, die mijn een lening gaf om opnieuw te beginnen.

Samen met een goede vriendin?? Begonnen wij een modezaak op de Oude Gracht in hartje Utrecht. Inmiddels had ik ook een goede band met de curator opgebouwd die mij de tijd gaf om mijn faillissement te regelen.

Met Rachel en Rika mijn ex en schoonmoeder van onze zonen hadden we afgesproken dat ik onze kinderen ieder weekend zou ophalen. Zodoende  bracht ik ze (leeftijd??) naar mijn woning in Utrecht waar wij samen met mijn vriendin samenwoonde. 

Mijn vriendin had daar haar eigen slaapkamer waardoor mijn zoons niet de indruk kregen dat ik al met iemand anders een vaste relatie had. Samen hadden vaak een geweldig leuk weekend en daarom vroegen mijn zoons of ze ook het volgende weekend weer mochten komen logeren, wat voor mij geen probleem was.

Aan het eind van een heerlijk weekend bracht ik Marcel en Salo op de zondagavond terug naar Rachel en vertelde haar dat ik ze graag aankomend weekend weer zou ophalen, wat tot zover geen probleem was voor haar. 

Een paar dagen later kreeg ik de boodschap dat ik ze het komende weekend toch niet kon ophalen. Om uitleg ben ik toen naar haar toe gegaan om te vragen wat de reden was. Toen vertelde zij mij dat de kinderen aan hun opa hadden vertelt dat ze het zo fijn en gezellig bij mij hadden gehad. Met als resultaat dat Caransa zijn dochter dreigde met als ze (Salo en Marcel) nog een keertje naar mij toe zou laten gaan hij de haar financieel uit zou sluiten, kortom haar zou onterven.

Op aanraden van een advocaat ben ik ten einde raad naar de raad van kinderbescherming gegaan om een wettelijk bezoekregeling te krijgen.

Daarna ben ik naar hun school gegaan en heb met de hoofdonderwijzer gesproken die mij alle hulp toezegde om met mijn zoons te kunnen omgaan.

De volgende keer dat ik ze van hun school ging ophalen vertelde de onderwijzer mij dat Marcel en Salo Schelvis door hun moeder en haar vader definitief van school waren gehaald.

Het touwtrekken over de hoofden van onze kinderen was in alle hevigheid losgebarsten.

Het bleef niet bij die ene keer, maar ze zijn daarna nog twee keer van hun school gehaald. Steeds andere scholen en om mijn zoons niet de dupe te laten worden van hun hetze tegen mij, besloot ik daarmee te stoppen. 

Wat overbleef was een poging om het met de raad van de kinderbescherming te overleggen en daar hulp te vragen voor het  belang van Marcel en Salo om in ieder geval hun vader op geregelde tijden in hun leven toe te laten.

Daarna kreeg ik bezoek thuis in Utrecht van twee medewerkers van de Raad om onze situatie te bekijken. Uit het oogpunt van hun rapport om het bezoekrecht toe te staan en volgens hun informatie bij mijn familie en vrienden en ook mijn woon en leef  ruimte kwamen zij met een gunstig rapport.

Verder konden ze er verder niets aan doen en moest ik een advocaat regelen om via een rechtszaak en middels een dwangsom het bezoekrecht  af te dwingen. 

Natuurlijk  ging daar allemaal een lange tijd overheen en ik geloof dat Marcel en Salo, hoe jong dan ook daar ook niet gelukkig mee waren. Wij hadden een hechte band en opeens werd er deze muur opgetrokken in hun jonge leventje. 

Onbegrijpelijk voor kinderen en een drama voor mij als vader. Inmiddels hebben ze zelf kinderen en zouden ze zich moeten kunnen voorstellen wat dat inhoud. De jongens hebben een lastige jeugd gehad wat dat betreft. 

Op de bewuste dag van de eerste zitting kwam alleen Rachel met hun advocaat en vertelde aan de rechter dat ik haar mishandeld had. En ook dat mijn zonen niets meer met mij te maken wilde hebben.

Een misdadige beschuldiging en een lage manier om de kinderen hun enige vader te ontnemen. Aangezien ik Rachel nog nooit met een kwade vinger had aangeraakt stond ik perplex van zoveel laster en onwaarheden. Waar was het bewijs, waar was de aangifte? 

In feite waren wij bij de scheiding als vrienden en goed uit elkaar gegaan en was er nooit enige sprake van geweld of mishandeling.

Mijn advocaat vroeg toen een nieuwe zitting aan en wilde een verklaring voor deze nieuwe aantijgingen met met mijn zoons aanwezig. Maar dat werd steeds getraineerd en door hun geweigerd. Na een lange tijd moest de raad voor kinderbescherming er weer aan te pas komen om onze kinderen naar de rechtbank te brengen. Treurig en onnodig om op deze manier jonge kinderen tussen zeven en tien jaar mee te confronteren.

Kinderen die tegen die tijd dat ze voor moesten komen zo gefrustreerd en geïndoctrineerd waren dat ze niet meer met mij wilden praten. Mijn ergste nachtmerrie kwam uit.

In koor van twee riepen ze uiteindelijk in de rechtbank dat ik hun moeder had geslagen en dat ze niets meer met mij te maken wilde hebben.

Daardoor kon de rechter niet anders anders besluiten dat het verzoek tot bezoek recht voorlopig was geweigerd en dat de zaak wederom in handen was van Raad, om een nieuw rapport te maken.

Een poging die volgens mij geen zin meer had. Marcel en Salo werden uiteindelijk in geschreven op hun school en onder alle officiële instanties onder de naam Caransa.




Sindsdien gaan zij door het leven onder de naam Caransa en mochten nooit meer hun echte naam, Schelvis  gebruiken. Tot op de dag van vandaag hebben ze de naam Caransa en leven ze in de waan van hun Opa. Dat daar een fortuin tegenover staat en een luxe leven heeft misschien wel meegespeelt. Zelf heb ik het ze nooit meer kunnen vragen.

In de jaren die volgde werden moeder en de kinderen onder druk van Pa Caransa gehouden en bedreigd dat als zij ooit contact wilde hebben met hun vader dat Opa hun zou onterven. 

Dat weet ik door de vertrouwelijke uitspraken die de huisadvocaat van Caransa, Meester J.I. Maarsen die mij dit toevertrouwde. Advocaat Maarsen die ook door deze schandalig behandeling tegenover mij en de kinderen niet meer voor Caransa wilde werken. 

Wat ik terugdenkend nooit heb kunnen begrijpen en op gehoopt had is dat eenmaal volwassen en nu zelf met kinderen, nog steeds in die leugen blijven geloven. Ze gaan met een aangenomen naam door het leven en hebben hun echte vadere nauwelijks kunnen begrijpen en kunnen meemaken.

Dat ze nooit zelf het initiatief hebben genomen om het verhaal eens van de andere kant te horen en op een volwassen manier met hun echte vader om hebben willen gaan. Waarom zij het accepteren om in feite onderdrukt te worden en onder een andere naam door het leven te moeten gaan. 

Dat is denk ik de kracht van veel geld. Het biedt een waanwereld en is een fulltime bezigheid om dat geld te beschermen.  

In een wanhoopspoging schreef ik onlangs vanuit mijn huidige woonplaats in Thailand een brief aan Saul en Marcel Schelvis;

Belangrijke mededeling aan Maurits en Salo,

Bij toeval kwam ik een artikel tegen over jullie in een vastgoed blad en ook een artikel dat ze van plan zijn in Holland een musical te maken over jullie grootvader.

Dat heeft mij aangezet om daarop te reageren. Ik ben nu inmiddels 82 jaar en noch steeds in goede gezondheid, maar dat is ook een leeftijd om nu eens uit de kast te komen over het onrecht wat mij is aangedaan. Om nu de waarheden en vooral onwaarheden uit mijn leven openbaar te maken.

Ik heb nu een boek geschreven over mijn ruim 4 jaar onderduiktijd in de oorlog 40/45 en van mijn belevenissen na de oorlog.

Uiteraard komen jullie en vooral je grootvader ook daarin voor en vind ik het vanzelfsprekend dat ik jullie daarvan op de hoogte wil brengen omdat alle gebeurtenissen en personen daarin met naam en toenaam worden genoemd en dat deze absoluut niet musical waardig zijn.

Dat is geen rancune, maar voor ik mijn ogen sluit is het belangrijk dat de echte waarheden aan het licht komen.

En denk ik dat jullie nu zelf kinderen (misschien kleinkinderen) hebben dat ook willen weten in wat voor onderdrukking wij en jullie moeder geleefd hebben ondanks jullie door je opa gunstig gemaakte financiële situatie. Hierbij ingesloten een hoofdstuk uit mijn boek, bedenk zelf maar wat jullie hiermee gaan doen?

Groeten van jullie vader Maurice Schelvis die nog steeds met liefde en weemoed aan jullie denkt.


Hierbij moet ik ook vermelden dat in die jaren 1970/1980 de systemen en de overheid enorm corrupt waren en Caransa met zijn geld alles voor elkaar kon krijgen om zijn eisen naar zijn hand te zetten.

Terug naar de tijd dat ik nog mee liep aan de hand van ‘Godfather Maup Caransa’        

“In feite kende ik Maup Caransa en zijn familie al vanaf mijn achtste jaar als buurtgenoot op het Waterlooplein. Mijn eerste stappen in de garagewereld deed ik ook op als jongste hulpje in zijn garage aan het Waterlooplein en na mijn verloving met zijn dochter trok ik bijna dagelijks met hem op. 

Daarom zag hem ook als mijn leermeester en mentor. In de weekends  sliep ik bij hem thuis in Bussum. Wanneer ik zijn dochter s nachts thuis bracht na een avondje stappen vond hij het niet nodig dat dan ook weer helemaal terug moest naar Amsterdam. Ik had daar bij hun in hun villa mijn eigen logeerkamer en deze lag vlak aan zijn slaapkamer.

Blijkbaar had hij en niet in de gaten dat ik daardoor al zijn gesprekken en ruzies met zijn vrouw kon horen door de muur. Ruzies die vaak zeer heftig waren. Soms dacht ik dat hij haar ging vermoorden, maar ik deed dan net alsof of ik het allemaal niet kon horen en wilde weten.

Het bizarre was dan dat de volgende ochtend aan het ontbijt er niets van die bonje aan hun te merken was. 

Caransa liet merken mij volledig te vertrouwen en ik wist vrijwel alles wat hij deed of aan het bekokstoven was. Hij sprak vrijuit omdat hij wist dat alles bij mij veilig was.

Dit was een afspraak waar hij zeker in het begin altijd op aandrong. Ik moest altijd zweren dat alles wat hij of wij deden, of wat ik zag, en hoorde dat nooit aan iemand anders te vertellen.  

Zelfs niet aan zijn vrouw, zijn dochter en zakelijk partner. Vaak betrapte ik hem erop dat hij dat in het op allerlei manieren zijn sluwe manieren op mij uit liet testen. Uiteindelijk kreeg ik daarom ook het volle vertrouwen.


In die jaren leerde ik Maup steeds beter kennen ook door al zijn opmerkingen, gedachten en uitspraken over anderen mensen. Hij verzekerde mij dat hij ook zakelijk in principe niemand vertrouwde, want zijn motto was als je iemand niet vertrouwde of geloofde konden die persoon je ook niet belazeren. 

Want belazeren en iemand in feite altijd de pas afsnijden was zijn handelsmerk van zakendoen. Altijd tot op het bod gaan en hoe dan ook als winnaar uit de deal te komen. Of dat nou ten kosten ging van de ander, dat was geen punt van moraal. Zijn morele kompas was hij al ergens gedurende de oorlog verloren.”

“Qua scholing was ik zeker geen goede leerling. Daar zijn verschillende redenen voor aan te dragen. Misschien was waren de jaren in de onderduik zonder ouders daar debet aan, wie zal het zeggen? School psychologen bestonden toen niet het was gewoon zo. 

In de praktijk van het werk en op zakelijk gebied leerde ik namelijk wel zeer snel. Bij Caransa deed ik heel veel praktijkervaring op en leerde van hem de goede en mindere kneepjes van de handel en wandel in de zakenwereld na de oorlog in de Amsterdamse handeltjes die hij dreef. Natuurlijk was ik heel voorzichtig en hield me stil als een muis voor hem. Deed wat werd opgedragen; hoorde, zag en zweeg.

Wat mensen moeten begrijpen is dat het toen ook totaal andere tijden waren dan nu. Nederland en met name Amsterdam voor mij en Caransa lag nog in de afbraak en was was nog volledig open voor opbouw na de oorlog. Voor ons jongens van het Waterlooplein was het ondernemen een tweede natuur.

Nederland was in de jaren vijftig een grijze saaie massa, en de kerk, politiek en politie bestond uit een ander soort van mensen dan wij waren en hoe wij in het leven stonden. Overleven was onze eerste levensbehoefte en we wilde rijk worden en dat lukte ons ook snel doordat er volop mogelijkheden waren.

We konden door de mazen van de wet en met een behoorlijke dosis branie en wilskracht onze plannen omzetten in grote en kleinere deals. 

Het oude Amsterdam en het Waterlooplein buurt en alles daaromheen, de Nieuwmarkt stond vol met oude afbraak en lege sloop woningen en met name Caransa had daar al snel een neusje voor.” 

“Zijn groothandel in de legerdump was niets meer dan het opstapje om met groter kapitaal huizen en hele  gebouwen voor een prikkie op te kopen. Zijn manier van handelen was natuurlijk niet zoals nu, belemmerd met allerlei wetten en regulering van de instanties.

De onroerendgoedmarkt in Amsterdam was als het ware nog ‘het wilde westen’ en iedereen met een grote mond en natuurlijk veel cash geld was koning. Mannen als Caransa waren door de oorlog gehard en deinzen niet terug van een gemeenteambtenaar die met een salaris van tachtig gulden in de maand moest rond komen. 

Die figuren van de gemeente had hij binnen ‘no time’ in zijn greep, en ook de politie en allerlei bruikbare rechters en bankdirecteuren deden precies wat Caransa wilde. Hij was toen in feite de ongekroonde ‘Godfather’ van Amsterdam.  

Wat ik zo langzamerhand ontdekte doordat wij veel samen waren wat Caransa eigenlijk voor een soort mens werkelijk was. Geleidelijk ontdekte ik dat hij een enorme egoïst was. Hij was bekend en gevreesd maar had geen echte vrienden. Alleen maar meelopers door zijn geld en daardoor aanzien. Hij gaf werkelijk om niemand. Zelfs niet om zijn eigen familie, dat komt ook naar boven door de o.a. latere zakelijke verhalen die ik met hem heb meegemaakt. Zijn levensroeping was om het geld, zoals hij zelf verklaarde ‘kapitaal met zijn blote poten uit de grond te trekken.’

Beginnende bij de zaak over het Doelen Hotel in Amsterdam waarin hij volgens een passage in het boek van Wim Pelt (Prometheus uitgave 2019) over de zakelijke transacties van Maup Caransa schrijft. Hier verteld Pelt dat Caransa met zijn schoonzoon Maurice Schelvis op 22 Februari 1964, bij de toen machtige onroerend goed ontwikkelaar en exploitant van de bekendste horecagelegenheden van Nederland na de oorlog Reinder Zwolsman was geweest om het voor Caransa persoonlijk belangrijke Doelen hotel te kopen.”

En ik citeer uit dat interview na urenlang onderhandelen werd het gesprek afgebroken. Onderweg zei Caransa tegen zijn schoonzoon: ’Ik geloof niet dat hij zal verkopen” volgens het boek van Pelt.”

Maar Wim van Pelt zat niet in de auto met ons. Caransa was zo snel en creatief bij het verzinnen van oplossingen dat hij had al een sluwe manier had gevonden om Zwolsman ongemerkt te dwingen om op zijn lage bod in te gaan. 

Hij zei tegen mij ‘’Maurice er is werk te doen voor jou maar dat is strikt tussen ons. Jij gaat naar de opzichter van de gemeente bouw en woningtoezicht.’’ Hij wist namelijk dat ik daar goed bekend was. 

‘’Probeer dan zo snel mogelijk een ontmoeting te regelen met de hoofdopzichter en laat die opzichter dan naar mijn kantoor komen.” 

Zonder eigenlijk te vragen waarom, deed ik wat mij werd opgedragen.

Eenmaal de afspraak geregeld heb ik hen alleen gelaten in zijn kantoor.Toen de man wegging was ik naar binnen ging en vroeg hoe het ging kreeg ik een vette glimlach terug. 

Hij vertelde dat een dik gevulde enveloppe wonderen deed en hij vertelde verder dat hij volgens afspraak de volgende dag een bouwkundig rapport zou krijgen over de zeer slechte staat van de fundering van het Doelen Hotel waarmee hij een beter onderhandelings positie had. 

Het beste stuk daarvan was dat volgens het rapport er nieuwe heipalen in de grond moesten, waardoor het Doelen Hotel voor lange tijd dicht zou moeten en er heel veel kosten aan de totale verbouwing zou gaan zitten.

Die boodschap kwam natuurlijk bij Zwolsman hard aan. Op 3 Maart 19?? belde Zwolsman ‘s nachts Caransa op en hij kreeg door zijn trukendoos en de magische envelop de deal rond voor zijn prijs van.?? gulden.

“In Mokum zeggen wij; ‘boontje komt om loontje’, want dat negatieve rapport van gemeente bouw en woningtoezicht lekte vervolgens uit en Caransa moest later het Doelen Hotel daadwerkelijk sluiten omdat de fundering daadwerkelijk vernieuwd moest worden.

Een bouwkundige operatie wat een vermogen aan procedures en restauraties heeft gekost. De bewuste gemeente ambtenaar van gemeente bouw en woningtoezicht had dus blijkbaar toch zijn werk gedaan en was met een bonus envelope grijnzend de deur bij Caransa uitgelopen.”

De jaren daarna heeft Caransa veel zaken en bedrijven van Zwolsman overgenomen die aan een totale uitverkoop van zijn Exploitatiemaatschappij Scheveningen (E.M.S.) was begonnen.

Zaken als Grote Heck en Ruteck en het Lido aan het Leidseplein in Amsterdam waren onderdeel van Zwolsmans imperium en gingen in de jaren ‘70 over in handen van Caransa.




“Het mooie is dat ik heel veel verschillende dingen in mijn leven heb gedaan, veel experimenten en avonturen beleefd. Er zijn een paar dingen die ik nooit gedaan heb, geen drugs gebruiken, geen sterke drank, ik was eigenlijk een saaie figuur. Maar door mijn charme en geluk heb ik veel mooie mensen ontmoet. Wel waren er om mij heen altijd veel drugs en drank gebruikers. Dat gaat denk ik samen met een avontuurlijk en vrij leven. Zeker in de horeca en ook in de wereld van casino’s en gokken. 


Bijvoorbeeld in de Beethovenstraat zat een coffeeshop (naam) waar iedereen kwam, daar zat ik gewoon leuk te praten met de man die bekend stond als “de Cobra”, de grootste gangster van amsterdam op een gegeven moment. Die mensen heb ik allemaal ontmoet.

Ook met de dominee, a.k.a. Bruinsma zat ik aan de bar in het Hilton ik wil ermee zeggen ik had er nooit last van ze hebben mij nooit bedreigd. 


Toen had ik allerlei zaken, een casino en een leuk restaurantje ‘Palm d'or’ waardoor ik natuurlijk veel mensen leerde kennen,  zonder dat ik echt rijk was zoals Caransa of een Kroonenberg.



Met Freddy Heineken zat ik bij het Indonesische restaurant regelmatig Sama Sebo te eten. Wij kenden elkaar ook vanuit Zuid Frankrijk waar ik toen woonde.

Ooit vertelde Freddy Heineken jaloers te zijn op mijn leven. 

Het was hem opgevallen dat ik er altijd goed uitzag, overal gezien werd met mooie vrouwen en als VIP behandeld werd in bijvoorbeeld Jimmy’z, de beroemde nachtclub in Monaco. Wie ben jij eigenlijk?, vroeg Freddy op een avond.


Toen vertelde ik hem dat ik gewoon ‘Maurice’ was van het Waterlooplein, niks meer en niks minder. En dat mijn ambitie in het leven was om rijk te leven en niet om heel rijk te zijn. Freddy Heineken vond dat een mooi verhaal en zei dat hij daarom juist jaloers was op mij. Niet de ambitie om heel rijk te zijn maar wel om rijk te leven.”



“Misschien een tekortkoming van mij, en zo heb ik er nog wel een paar eigenschappen die van de norm afwijken. Wellicht heeft het te maken met mijn jeugd, en dat ik als kind van drie jaar ondergedoken heb gezeten voor de Duitsers. Wij moesten zien te overleven en ons muisstil houden. Eenmaal uit onze schuilplaats was het leven een waar feest, en zelfs als kind begreep ik al snel dat ik veel tijd moest inhalen. Geld verdienen was daarom wel heel belangrijk, maar niet het allerbelangrijkste in mijn leven. 


Over Caransa


Niemand mocht hem echt, ze wisten dat hij een rijk man was. Caransa was een leugenaar en fantast. Ook weet ik dat hij zwaar aan de drugs was, coke, hash, en speed pillen om door te blijven gaan. Dat zou je niet verwachten van zo’n man. Maar daardoor is een vriendin van mij, dat was toen zijn secretaresse en maitresse ?? Naam? dood aan gegaan na een griepprik vaccinatie.

Met haar zat hij aan de coke en bij een regulier bezoek aan de dokter voor een griepprik, viel zijn scharrel ter plaatse dood neer. (Naam)


“Caransa was ook een stuk ouder dan ikzelf, twintig jaar en in de kracht van zijn leven. Hij was een notoire ruziezoeker, erg onrustig en altijd bezig met handeltjes en geld verdienen, geen prettige man om te lang mee om te gaan. 



Toen was ik pas begin twintig jaar oud en dan nemen de hormonen het vaak over van het gezonde verstand en we werden een stelletje, Chelly Caransa was een statige vrouw aan het worden, grote borsten lekker mollig. Geen echte schoonheid maar ook niks mis mee.

  

Doordat Caransa on bij elkaar bracht en ook mijn ouders uitnodigen en we gingen op een moment op vakantie naar spanje met het vliegtuig. Hij was toen een rijke man, we werden met een Rolls Royce opgehaald van het vliegveld naar het hotel en ik was zwaar geïmponeerd. Ik was niet echt verliefd, maar ik vond het wel fijn om in een familie te zitten. Om gezellig met elkaar op vrijdag te eten en te kaarten. Als Waterlooplein jongen kom je in zo'n gespreid bedje was natuurlijk ook wel een aantrekkelijk ding. 


Caransa was dan wel een machtige man maar het klikte ook met mijn ouders en die waren natuurlijk ook trots. Hun zoon met de dochter van Caransa!


Natuurlijk ging ik daar helemaal in mee. Als Caransa niet zo'n slechte hond was geweest een niet zo jaloers dan was ik misschien nu nog steeds met Chelly geweest. Hij kwam zijn zakelijke afspraken niet na en nam mij in de maling met betalingen en het werd met al zijn bemoeienissen heel vervelend voor mij om met hem te werken maar ook voor Chelly. Hij zag mij op een bepaald moment als een concurrent. Hij werdt heel paranoia. Later kwam ik er ook achter dat hij toen al sterk aan de drugs was. 


Zou je niet verwachten van zo'n man van de oude generatie. Maar hij kende natuurlijk ook veel drugshandelaren en verstrekte kredieten voor ladingen drugs die via de oude ‘vrienden’ uit het Amsterdamse wallen milieu naar Holland werden gesmokkeld. 

Daarbij beweer ik niet dat hij zelf smokkelde maar hij was wel de ‘bankier’ en blijkbaar snoept hij toen ook uit de snoepdoos met hasj en vooral coke en speed. 

Caransa had een imago als een rijke en harde zakenman maar de waarheid was dat hij een fantast, leugenaar en drugsgebruiker was. 


Hij was zwaar aan de coke en hash en speed. Hij werkte tachtig uur per week en reed heel Europa rond om handel te vinden en die te verkopen aan de hoogste bieder. Dat ging over handel in auto onderdelen, partijen met assen van vrachtwagens, afgedankte militaire voertuigen en zelfs militaire tanks. Hij verkocht en verscheept die dan weer door soms naar landen in oorlog met Israël. Daar werd hij wel op aangekeken binnen de joodse kerk en mensen die het wisten maar zich in stilzwijgen hulde omdat ze bang waren voor Caransa zijn invloed. Daar zaten natuurlijk ook schimmige deals bij maar zo was zijn hele leven en zo was die leger dump handel. Want daar zaten natuurlijk ook vaak wapens bij.


Zijn leven bestond uit snel toeslaan voor de laagste prijs en de boel weer afstoten voor een zo hoog mogelijke winst. Hij deed het vuile werk ook zelf meedogenloos. Bijvoorbeeld 500 leger achter assen die over 10 verschillende locaties waren opgeslagen en die dan verkopen als één dealtje aan een rijke boer in Groningen die ze weer doorverkocht voor landbouwmachines.


Hele Rijn aken en zee schepen vol met auto onderdelen waarin Nederland toen een schreeuwende behoefte voor was. Hij kon de handel niet aanslepen of hij had er al een opkoper voor. 

Ik zeg ook niet dat ik geen respect heb voor wat Caransa heeft weten op te bouwen. Alleen de manier en de menselijke maat waarop was niet zo mooi als men het publiek wil laten geloven.


Dat alles vergt een bepaalde mentaliteit en snelle geest van handelen. In die jaren na de oorlog deed hij dat handelen in de leger en auto dump vrijwel helemaal zelf op zijn manier. Hij kon ook huizen inkopen voor twintig duizend gulden op een ochtend onder een kopje koffie bij Schiller en tegen de middag lunch had hij die al weer doorverkocht voor drie maal de prijs of veel meer.

En dat deed hij dagelijks, jaar in en jaar uit. Hij was agressief en dynamisch en daardoor werkte hij dag en nacht. Hij trok zijn geld letterlijk met zijn blote poten uit de vette klei tot een fortuin.

Daar heb ik ook respect voor gehad maar in zijn persoonlijke, kinderachtige oorlog was ik een onderdeeltje. 

En daar dacht hij ook mee te kunnen doen wat hij wilde. Althans dat heeft hij een aantal keer geprobeerd en dat is op een bepaald moment ontploft binnen onze families.

Heel dubbel allemaal. 


In feite is het een simpel verhaal. Caransa had een secretaresse en daar wilde hij wat mee hebben. Maar hij werd keihard afgewezen door haar. Hij heeft in ons huwelijk gestookt. Hij had ook een volle hypotheek genomen op ons huis waar ik ook mijn geld in had gestopt. 

Ik kwam thuis en hoorde daar dat ik een verhouding had met zijn secretaresse. Toen is die breuk ontstaan en er waren ook zakelijke problemen. 

Pa Caransa heeft zijn dochter toen zo onder druk gezet door haar vader dat ik kon praten en doen wat ik wilde maar er werd een muur opgetrokken door Pa Caransa. 

Ze was doodsbang voor haar vader. Als zij niet deed wat haar vader deed dan zette hij haar ook financieel onder druk. Ik was door Caransa failliet gemaakt en daardoor moest ik alles afwikkelen met de curator. We waren zeven jaar getrouwd. Je moet je voorstellen dat ik niet als een vreemde eend in de familie kwam. Ik kende iedereen al jaren persoonlijk en van kinds af aan.


Caransa was zwaar aan de drugs. Tijdens mijn verloving had ik een kamertje naast zijn slaapkamer. 

Caransa was zwaar aan de coke, ik heb dat nooit gezien maar ik wist dat hij veel mensen kende uit het criminele drugs milieu van de wallen. Dat was in de periode dat hij in het Doelenhotel woonde en in Bussum in de jaren begin ‘60s.



Op een bepaald moment wilde hij mij dus in zijn zaak hebben. 

Dat was op dat moment een hele eer voor mij. Ook mijn familie zag dat wel zitten en het leek de beste en veiligste manier om wat hogerop te komen. Daar zat ook voor mijn gezin de toekomst in.

Hij had in feite het bedje voor mij gespreid.

Daar ben ik me ook wel van bewust. Alleen ben ik geen meeloper die zich alles laat welgevallen. Vooral zijn manier van kort houden om zo macht te kunnen uitoefenen was iets waar ik van nature niet tegen kon. 

Jammer is het dat ik mijn enige zons bij hem heb verloren, als die jongens er niet waren geweest had ik er misschien  kunnen lachen en was Maup Caransa al lang vergeten.





Toeval bestaat niet.


“Mijn leven bestaat uit heel veel samenloop van omstandigheden en toevalligheden en daardoor heb ik vaak hele interessante mensen leren kennen, zoals Caransa en door Caransa maar ook met mijn internationale leven dat mij erg aantrok. De aantrekkingskracht van het avontuur en plannen om steeds een leuk nieuw bedrijf of project te beginnen. 

Maar ook toevallige passanten die een hele belangrijke rol speelde. Gebeurtenissen die mijn leven drastisch veranderde of zelfs het leven hebben gered.


Zo ging ik in 2004 voor het eerst naar Thailand, het eiland Phuket. Daar op Phuket moest en zou ik een hotelkamer hebben pal aan het strand en direct aan het zwembad. 

Bij aankomst na de lange reis, half uitgeput kwam ik aan en hoorde dat ik mijn gereserveerde kamer niet zou kunnen krijgen op de begane grond etage.

Woedend was ik, in eerste instantie maar kreeg een prima kamer op de eerste etage. Wat later in die week word ik door een vriend voorgesteld aan een leuke Thaise vrouw, een prachtige vrouw. We spraken een paar keer met elkaar af en op een nacht zou ze bij me blijven slapen. 


Terwijl we naar mijn kamer liepen riep de hotelmanager in de lobby mij toe dat ik de eerder gereserveerde kamer nu kon betrekken. Mijn vriendin keek me aan en zei toen totaal onverwacht, Maurice “don't do it”. Staying in the upstairs room is better, because I have a strange feeling.”


Die bewuste nacht werd ik vroeg wakker van harde geluiden buiten aan het strand en rond het hele hotel, er ontstond een chaos opeens! 

Vanuit mijn balkon keek ik opeens tegen een muur van zwellend water aan.

De Sunami van 2004!

Maar door haar profetische voorgevoel had ik die bewuste kamer beneden niet genomen die nu compleet onder water lag. Dat bleek mijn levens redding te zijn geweest. Door die hele speciale ervaring met haar kreeg ik een sterke band met haar. Ze werd daarna ook mijn vrouw voor een aantal jaren. Uiteindelijk heeft ze me toch om veel geld een thaise loer gedraaid, maar dat vertel ik later nog wel.”
















De manieren van Caransa 

Audio:20220111_120419



Reinder Zwolsman was voor Caransa de man om te verslaan in zijn hng naar macht. Daarbij had hij het geluk om net in tijd Zwolsman te paaien die man een enorme schuld had en klaar was om te verkopen. Voor Caransa een hele meneer maar klaar voor de sloop. Zwolsman speelde lang dat hij niet wilde verkopen natuurlijk en maakte Caransa steeds happiger. Maar Zwolsman moest ook eigenlijk wel verkopen omdat Caransa hem had verteld dat zijn de Doelen op instorten stond. Dat was in feite ook zo, maar dat wist Caransa dan weer niet.

Uiteindelijk kreeg Caransa het de Doelen voor half de begin vraagprijs van ??? gulden.


Ik was 21 jaar in 1959 op de reis met Caransa en familie naar Spanje.

Mijn vader was de oppasser in mijn Okay showroom.

Toen repareerde ik niet meer en liet het doen door een jongen in de Utrechtsedwarsstraat. Die garage liep goed en ik kon beetje mooie kleren kopen, etc. Ik was kostwinnaar omdat ik mijn ouder onderhield hoefde ik ook niet in militaire dienst. Ik ontmoette veel leuke mensen waar ik mee omging. Toen ik uitging ontmoette ik veel jonge mensen die mijn ouder kende en veel joodse jongen kennen op het Leidseplein. Ook de dochter van Caransa zat in die vrienden club. Lianne Engelsman was toen een bekende figuur omdat ze op Zandvoort racete en een ook stout meisje was.

Van Bobby.


De reden was dat hij eigenlijk de touwtjes en de regie in handen houden. Als zij met een rijke joodse jongen was aangekomen kon hij de regie niet vast houden. Caransa had het allemaal uitgedacht en had de specialiteit om ver vooruit te denken. Het leven lacht me toe. Ik werkte als verkoper bij Caransa in de leger dumphandel en was vrij snel zijn beste verkoper.


Caransa reed zelf en rookte caballero sigaretten. Hij ging iedere dag naar de kapper, hij werd altijd ‘die rooie’ genoemd. Niet Caransa maar de ‘Rooie’.

Samen reden we voor zaken en ook op Zondag naar Ajax. hij had een ere tribune plek.


Je had Schiller op het Leidseplein en op zondag kwamen daar veel joodse mensen, zijn kapper zat naast Schiller. Wij kwamen daar bijna iedere dag. Bij Schiller zat iedere dag een grote kerel, ‘ome Ko’ de koning van het Rembrandtplein. Hij woonde op het plein, naast Heck en hij had zijn kantoor aan de Stadhouderskade.

Ome Ko was een bekende huisjesmelker. Ome ko was rijk geworden met het heien van gebouwen. Ome Kooi heeft Caransa ook geholpen bij het heien van de nieuwe palen van het Doelen Hotel. Fout geweest in de oorlog, dat wel maar op een andere manier. Hij was fout om er beter van te worden. ??? Wat was er fout aan??

Hij had een joodse boekhouder en had die man laten onderduiken en zijn leven gered. Louie Rabbie was ook een vriend van ome Ko. Ome Ko heeft toen hem aan de twee broers, Freek en Willem de van der Meijden voorgesteld.


Die van der Meijdens waren ‘bunkerbouwers’ die gingen door met hun bouwactiviteiten voor de Duitsers. Ze Hadden een slechte naam door de oorlog. Ze waren bekende bouwers en veel personeel. Op Zich hele aardige mensen.Caransa kwam in contact met die van der Meijden. Caransa werd gebruikt als stroman met zijn zwarte geld om bepaalde projecten van de grond te krijgen. Opdrachten van het Philips pensioenfonds. Veel van die projecten gingen naar de van der Meijden via betalingen onder de tafel. Daar

Caransa had veel zwart geld, doordat hij met allerlei randfiguren in de criminele sfeer. Zwart geld was zeker onder de Joden een manier om een buffer te bouwen voor eventuele problemen, oorlog of andere bedreigingen. Caransa was een meester in het zwarte geld. Wat hij deed als hij een paar ton had dan liep hij naar Isaak Swaab van de Amro bankmet dat geld en die stopte het in een apart kluisje. Een bank binnen een gevestigde bank als het ware. 

Ook reed ik regelmatig naar Zwitserland met een koffertje geld. Hij had veel geld in Zwitserland opgepot. 

Ik moest ook geld of diamanten naar de grote man van het Philips Pensioenfonds. Die gaven de opdrachten aan de van der Meijdens en die betrokken Caransa er weer bij. Caransa handelde niet direct met Philips. Caransa had wel de naam dat hi een bijdehante Jood was en die grote bedrijven onderhandelde liever met ….

Soms mocht het pensioenfonds niet weten dat Caransa erbij betrokken was. Caransa was  een keiharde man en had contacten met Joop de Vries en Wim Wagenaar, sterke mannen die uit de buurt van de zeedijk en die regelde het spierkracht om problemen op te lossen. Hij schuwt niets.

Hijzelf was een gangster figuur hij was groot en sterk, liep zonder lijfwachten. 

Caransa was niet gelovig ze waren Portugese Sefardische Joden, die staan hoger in de rangorde dan de Asjkenazische Joden. Hij ging niet naar de synagoge maar als er wat moest gebeuren in de synagoge dan regelde hij dat wel. Hij wilde dat ik met zijn dochter ging trouwen in de Portugese synagoge, maar dat ging niet door omdat ik een Asjkenazische jood ben en zijn dochter van een christen moeder kwam. Met hulp van rabbijn Soetendorp was de rabbi die ons trouwden en zijn dochter werd later door studie en toewijding ook jodin.



Bijlmermeer, den Uyl en  Het tijdperk van gebroeders Freek en Wim van der Meijden

Hier volgen de namen die allemaal gedekt, gemanipuleerd en in dat omkoopschandaal betaald werden door Caransa ik heb ze allemaal persoonlijk gekend en meestal de enveloppen of pakjes met diamanten overhandigd, de meesten waren ook op mijn verloving en trouwfeest uitgenodigd.

De Gebroeders Freek en Wim v/d Meijden (de bunker bouwers)

Zij stonden in Amsterdam en omstreken bekend als `De Bunkerbouwers'. Freek van der Meijden was door het Bijzonder Gerechtshof na de oorlog veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens collaboratie met de Duitsers. Het bouwbedrijf Van der Meijden had tijdens de bezetting miljoenen verdiend aan de bouw van geschutstellingen, bunkers, kazernes en landingsbanen in opdracht van de Wehrmacht.

Ome Co de Rooy (ook bunkerbouwer) van de Rooy vastgoed en groot huizenbezitter.

Cor Coster (schoonvader Johan Cruijff ) SS-frontarbeiter en  korte tijd  gabber in de oorlog van Caransa.

Drs  Joop den Uyl  waarvan Caransa en de gebroeders v/d Meijden de volledige bouw van zijn villa in Buitenveldert betaalde en daardoor alle informatie en gunningen kreeg om in Buitenveldert torenflats te voor Philips pensioenfonds ook via hem en andere medewerkers kregen zij informatie/insider information  wat er ging gebeuren in Zuidoost en moest ik voor hun zoveel mogelijke boerderijen aankopen die later door de gemeente Amsterdam werden aangekocht alvorens de gemeente de onteigeningsprocedure in gang ging zetten.

Ook heb ik diverse malen pakketjes met diamanten gebracht naar de grote directeur van het Philips pensioenfonds gebracht zodat Caransa/vd Meijden de grote toren flats voor hun mochten bouwen en ook de voor Phillips kleinere projecten goedkoop in handen kregen.

Door de negatieve berichten in de pers in verband  met Ajax van de voorzitter Jaap van Praag en enkelen toen bekenden voetballers  en hun vriendschap met oa de KNVB man Leon Melchior en voorzitter Ajax Tom Harmsen en Co Coster etc trokken de gebroeders zich zo veel mogelijk terug en schoven zij Caransa als hun zegsman en zogenaamde rijke financier naar voren!! Ik kan met zekerheid verklaren dat Caransa nooit een cent uit zijn zak heeft geven voor Ajax alles werd gedoneerd en betaald door de gebroeders v/d Meijden.

Ook werd ik verzocht door Caransa om een cursus te doen om makelaar te worden maar wat ik al eerder vertelden droog leren was mijn zwakke punt allen praktijk telde voor mij, maar die cursus te volgen heb ik zeer goede relaties opgebouwd met latere bekende makelaars zo als: drs Zadelhoff Joseph Elburg Joep Rappange  AS Rabby en nog vele anderen ook de directeuren van de Haarlemse en Friese hypotheek bank  zaten op die cursus en kon ik later voor Caransa hoge en gunstige hypotheken afsluiten MAAR !! ik heb het makelaarsdiploma nooit kunnen halen , en bleef ik als directeur van een nv van Caransa onroerend handelaar.

Voor hem deed ik in de praktijk het vuile veldwerk en ging op bezoek bij die Bijlmermeer boeren als directeur van Cometaal.

Hij liet mij absoluut niet meedelen en ook succes boeken. Na tonnen guldens winst gemaakt te hebben met al die transacties zou ik die 10% bonus krijgen maar hij kwam met 5.000 gulden tijdens de eindejaarsreceptie. Een ‘jodenfooi’ als het ware.

Dat deed hij zonder pardon, later wel weer slijmen maar betalen deed hij niet. Hij was een super slimme manipulator. 


Gebroeders van der Meijden, Godenzonen voor Ajax


Ondanks hun oorlogsverleden slaagden de broers er begin

jaren zestig in zich in te kopen bij voetbalclub Ajax, waar ze een van de

eerste grote club sponsors werden. De spelers konden hun premie op maandagochtend ophalen op het Koningsplein in Amsterdam, waar de gebroeders Van der Meijden kantoor hielden. Ze gebruikte Caransa als ‘katvanger’, hij nam heel vaak het zakelijke initiatief voor van de van der Meijdens die dan in ruil het project gingen bouwen. Als Ajax bijvoorbeeld een speler wilde kopen dan liep dat via van der Meijden en zij lieten Caransa met de eer strijken bij Ajax voorzitter Jaap van Praag en later met Ton Harmsen.

Pas later werd Caransa groter dan de van der Meijden.


Caransa was geen bouwer, maar een speculant en hij verdiende veel geld aan de ontwikkeling van de Bijlmermeer. De van der Meijdens dat waren echt goede bouwers en met hun hulp kon hij zich verrijken door zijn deals te maken en met de van der Meijdens. Plus Caransa was in feite een bank voor zwart geld voor hun, hij had veel cash geld maar ook diamanten en daarmee konden procedures versneld worden.

Freek en Wim van der Meijden hadden een poot in bij de gemeente Amsterdam, ze waren populair bij Den Uyl, de gemeente Amsterdam en bij het bestuur van Ajax en bij de gemeente. Maar door hun oorlogsverleden hielden ze zich publicitair op de achtergrond en lieten Maup Caransa als gulle gever opdraven, maar dat was hij absoluut niet.


Op een bepaald moment ontstond er een ‘geheim plan om in Bijlmermeer te ontginnen en te bouwen bij de gemeente Amsterdam. 


Dat was toen boerenland met boerderijen met veel boeren en de gemeente Amsterdam had plannen om daar te gaan bouwen. Den Uyl en de wethouders zagen er brood in en die kwamen in contact met het Philips fonds en die wilde dat wel ontginnen.

Den Uyl zag dat wel zitten binnen zijn functie toen als wethouder voor Economische Zaken van de gemeente Amsterdam (1963-1965)  Den Uyl was voorstander van grootschalige projecten. Een van de projecten waar hij zich het sterkst voor inzette, was de vorming van de nieuwe stadswijk Bijlmer. Den Uyl ging daarvoor met het Philips pensioenfonds praten om dat te financieren. De van der Meijdens waren toen ook al huizen aan het bouwen in Buitenveldert. En een van die huizen, een villaatje op adres Weldam 5. Dat huis wilde den Uyl hebben, hij had immers al zes kinderen en nummer zeven in aantocht.

 

Uiteindelijk heeft van der Meijden via den Uyl de tip gekregen, ver voordat wie dan ook ervan wist, dat ze plannen hadden voor de Bijlmermeer. In ruil voor die bepaalde voorwetenschap en concessies kreeg den Uyl dat villaatje van van der Meijden voor een koopprijs die hij zelf mocht bepalen. Joop den Uyl was bezig als wethouder om het erfpacht te indexeren en wist die wet tegen te houden tot op de dag dat hij zijn eigen huis in de Buitenveldert kocht, om zo de komende verhoogde erfpacht voor te zijn.

Een dag later ging de verhoogde erfpacht in en konden de van der Meijdens de bouw laten beginnen nog met de oude erfpacht regeling intact. Dat geintje scheelde den Uyl ongeveer 2.500 gulden per jaar, in 1965 een fors bedrag.

Hij heeft dat toen natuurlijk wel goed laten indekken met een onopvallende koop transacties waarbij de koopprijs veel lager was dan de marktwaarde toen. In feite kreeg hij die bungalow voor de prijs die hij zelf wilde betalen. Dit op suggestie van Freek van der Meijden en medewerking van topambtenaar Nielsen van de gemeente Amsterdam. 


Het was een publiek geheim dat de later grote Joop den Uyl een socialist nota bene, zo corrupt was. 

Caransa’ maatschappij nv en Cometaal mijn waar ik directeur was gingen toen die boerderijen en land kopen in de Bijlmermeer.

Caransa maakte een deal en Carnasa ging huizen in de Bijlmermeer kopen. Dat ging als een …door. Uiteindelijk was dat een werkje voor mij. Hij liet mij in een simpel autootje bij de boeren langs en deed ze een aanbod voor verkoop. Als aanbetaling 

Caransa was een meester in het maken van contracten. Hij betaalde 10% handgeld via een notaris, zijn notaris en betaling via een bankcheque en liet dat geld drie maanden in transport staan. Hij kon dus die boerderijen zonder een cent zelf te investeren kopen. Drie maanden had hij die boerderijen zonder eigen geld. Dan kocht de gemeente een paar toon en dan betaalde de gemeente bijvoorbeeld een miljoen gulden. Die boerderijen en het land werden dan overgedragen aan het Philips pensioenfonds en de bouw deden de van der Meijdens. De gemeente Amsterdam stelde erfpachten vast op die landerijen voor 90 jaar.


Ook in die gemeente werd in die tijd enorm gemanipuleerd. Het was een geheim wat we aan het doen waren. Niemand wist toen nog dat die Bijlmermeer er zou komen. Later werden boeren die niet verkochten die werden onteigend. Dat Philips pensioenfond was toen heel machtig. Zolang het geheim bij ons was hadden we geen concurrentie. Later ging het wel rondzingen dat die boeren hun land verkocht hadden. Die gouden tip kwam dus van Joop den Uyl. Nadat 

 

Van zijn manier van manipuleren en handelen heb ik zakelijk veel profijt van gehad Hij kon iets dat complex was in eerste instantie kon hij geweldig uitdenken. Caransa had enorm veel gogme. (bargoens)


Lange tijd is dat verzwegen over de corruptie van Den Uyl. Ja, hij wilde natuurlijk niet weten dat hij corrupt was. Met zwart geld kon hij niks, hij wilde iets dat altijd waarde heeft. Diamantjes dus. Caransa kwam aan die diamanten via mij, want in mijn familie zaten diamantairs. Prominenten van de diamantbeurs. Familie Leda dat waren diamantairs net als mijn latere Schoonvader Theeboom. Dan liet hij mijn ooms naar kantoor komen en dan bestelde hij een paar lootjes van dit en dat. En daarmee moest ik naar den Uyl.


https://nl.politiek.narkive.com/8x6kgc2L/drs-j-den-uyl-ajax-en-een-villa-te-buitenveldert 


Dat ging over diamanten in de waarde van tonnen, grote stenen. Zij leverde alle diamanten met een certificaat echte waarde papieren, ge sealed in een vacuum packing. Daar staat een nummer en daarmee een registratie. Hij kon die diamanten in zijn kluisje leggen. Voor ons was het makkelijk om diamanten van echt te onderscheiden. 


Voor Caransa was ik familie en hij behandelde mij ook zo. Hij was twintig jaar ouder en liet mij de vuile klusjes doen. Toen zat ik er midden in en deed wat mijn schoonvader mij opdroeg, ik was net in de twintig jaar oud. Later ben ik ook een prooi geworden van Maup’s manier van handelen en omgaan met mensen die hem of tegenwerkte of een eigen leven wilde opbouwen. Hij was verschrikkelijk snel jaloers op een anderen mensen hun success. Mijn vrouw en dus ook mijn kinderen heeft had hij volledig in zijn macht.

Caransa wilde in feite niet dat ik met mijn vrouw onafhankelijk was. Hij hield ons strak aan de lijn en hield mijn persoonlijke kapitaal groei tegen. Toch ben financiële een aantal keren weer bij hem terecht gekomen omdat we familie waren en hij mij zo eigenlijk  manipuleerde. Dan dreef hij mij verbaal in de hoek en als enige schoonzoon met financieringen in mijn zakelijke investeringen.

Waarna hij die dan weer kapot liet lopen om mij maar terug te dringen uit jaloezie of gewoon machtswellust. 

Die zogenaamde affaire met zijn secretaresse van hem was complete waanzin van zijn kant. Paranoïde geworden door de drugs en het einde van onze zowel zakelijke als familie situatie. 

Hotel magnaat


Caransa ging later in het speculeren in het hotel wezen dat was een goed inzicht dat het goede business was en hij zocht hotel  objecten die niet echt goed liepen en dan nam hij die over in de vorm van aandelen. En verkocht ze snel met enorme winsten door aan grotere spelers in de hotelwereld vooral Amerikaanse en en partijen. Caransa nam maatschappijen over waar die projecten in zaten. Alleen met het Doelen hotel en zijn belangen op het Rembrandtplein was hij echt persoonlijk betrokken.Het was zijn persoonlijke missie om het plein rendabel te maken en te behouden voor Amsterdam, zoals hij dat verkocht aan de media. Daarmee kreeg hij veel publiciteit en op een bepaalde manier ook sympathie van het publiek. In de latere periode na zijn ontvoering liet hij dat ideaal schieten en verhuurde zijn panden aan semi criminelen die er goedkoop amusement, casino’s met flipperkasten en gokkasten installeerde. Waardoor het Rembrandtplein een soort 'Las Vegas' in de polder werd. Alles maar om het Rembrandtplein tot de 'entertainment' hotspot van Amsterdam te maken   


“Tijdens zijn ontvoering was ik al niet meer actief binnen de familie.” 


De ontvoering van Caransa in 1977 was een “primeur” ontvoering voor losgeld binnen Nederland op het gebied van georganiseerde criminaliteit.

Over een periode van vijf dagen en nachten zat Caransa opgesloten en werd na betaling van 10 miljoen gulden vrijgelaten.

De daders zijn nooit opgepakt of officieel bekend gemaakt door justitie.


In de jaren direct na de ontvoering werden er verschillende daders gesuggereerd en was de politie er nog lang mee bezig om de zaak te proberen op te lossen. Dat dat niet lukte leverde ferme kritiek op van Caransa zelf die ook geld beschikbaar stelde voor de opsporing en zelfs in televisieprogramma optrad om met een paragnost de traumatische belevenissen op camera te herbeleven. Leuke televisie maar het leverde helemaal niets op.

Het losgeld is nooit helemaal teruggevonden maar er kwamen wel steeds meer genummerde bankbiljetten in omloop en dat hield de zaak ook levend, in de hoop de echte daders te kunnen vinden en te berechten.


Maurice Schelvis was toen al uit de Caransa familie gestapt. Toch kwam hij onbewust in direct contact met de criminelen.   


“Dat verhaal van de Caransa ontvoerders kreeg ik persoonlijk te horen van de ontvoerders in mijn Backgammon en casino club, destijds aan de Stadhouderskade.

Evert Tweehuizen en Ronnie Ostrowski kwamen regelmatig bij mij een gokje wagen en dronken wel eens een beetje te veel en werden dan loslippig. Er waren nog meer ontvoerder bij betrokken, italianen maar die heb ik nooit gesproken. 


Zelf had ik niet het initiatief om de politie te tippen. 

Caransa was mijn familie of zaak niet meer. Eigenlijk wilde of kon ik om persoonlijk behoud belang niet meer betrokken worden bij Caransa want dat liep voor mij altijd slecht af. 

Ook de bekende ‘Neus’ later de ontvoerder van Freddy Heineken, Willem Holleeder kwam bij mij wel eens in de club. Die merkte toen terloops eens op dat hij “die rooie oplichter wel voor niks had willen kidnappen.


Wat dat betreft had Caransa een vreselijk slechte naam binnen het laat ik zeggen het “milieu” van Amsterdam. Hij dacht zelf dat hij een ‘getapte jongen’ was maar ik weet natuurlijk beter wat ze achter zijn rug allemaal over hem echt dachten.”


De Telegraaf publiceert in 1981 een artikel van verslaggevers Cees Koring en Peter R. de Vries waarin wordt beweerd dat een groep Nederlandse criminelen onder leiding van drugshandelaar Piet Clement achter de ontvoering zit. Ook Evert Tweehuizen en Robbie Koning zouden er bij betrokken zijn. Caransa zou volgens de journalisten zijn vastgehouden in een boerderij in Middelie. Tot een doorbraak in het politieonderzoek, dat onder leiding stond van commissaris Gerard Toorenaar, leidt het echter niet. Er was namelijk ook bij hen het vermoeden dat er twee Amsterdamse criminelen bij betrokken zijn. Eén van hen beschikt opeens over heel veel geld. Het gerucht gaat dat Ronnie Ostrowski en zijn vriendin Lena Lefebre voor 1,8 miljoen losgeld te koop hebben. Bron: de Telegraaf.

Ook werd het bekend dat de vervangende hoofdinspecteur van politie ten tijde van een omkopingsschandaal waar inspecteur Toorenaar in beland was,  inspecteur Klaas Sietsma een Duitse undercoveragent had ingezet om zo het genummerde losgeld terug te kopen van de ontvoerders. 

Deze ‘speciale’ agent gaat Amsterdam de kroegen bordelen af op zoek naar de ontvoerders. Hij geeft daarbij zeer veel geld uit. Uiteindelijk maakt hij ook contact met één van de ontvoerders.

De Duitse agent probeert genummerd geld van de ontvoering in handen te krijgen en dat lukt. Het blijkt echter dat de agent een deel van het bedrag in eigen zak heeft gestoken. De operatie wordt afgeblazen en de daders gaan vrijuit. Van het losgeld is uiteindelijk heel weinig teruggevonden. Caransa is over die gang van zaken binnen de politie woedend en laat de zaak verder zitten. Hij trekt zich terug uit de publiciteit. 

‘The Backgammon club’


“Ik had toen een vriend en die was bedrijfsleider bij het casino? Naam? Pink Elephant? van Joop de Vries, alias Zwarte Joop.

Een gespecialiseerde man. Boven mijn Palm ‘d'or restaurantje en had ik toen ook een casino en backgammon club.

Daar kwam toen werkelijk alles en iedereen uit die tijd. 

Dus ook de hele Mokumer penose. Dat casino heette ‘The Backgammon club’ en was heel bekend, het was zoals de naam vermoedt een ‘club’ voor behendigheidsspelen en officieel geen casino, slim bedacht! 


Die zaak, voornamelijk het restaurant Palm d’Or was ik toen begonnen met mijn derde vrouw. 

Ook de Caransa ontvoerder kwamen daar spelen en dan hadden ze een borrel op. 

Toen was ik al lang gewoon ‘’Maurice’’ en niet de schoonzoon van Caransa.

Ze wisten dat natuurlijk allemaal niet, maar ik hoorde die twee criminelen er gewoon openlijk over praten. 

Ook inspecteur van politie Toorenaar was een goede vriend van mij die er mede voor had gezorgd dat mijn casino en backgammon club werd gedoogd.”


In die periode groeide de casino’s in Amsterdam als paddestoelen de grond uit. Er was veel drugsgeld in omloop en dat zwengelde die vraag natuurlijk ook aan. Vooral de Chinezen Heroïne café's op de Zeedijk hadden vuilniszakken vol met 25 gulden biljetten waar ze vanaf moesten.


Joop de Vries was na de ramp met de brand van zijn Casa Rosso er ook in verwikkeld en had de financiële ruggesteun van zijn jeugdvriend van het Waterlooplein, Maup Caransa.


Het gaat dan bijvoorbeeld om de exploitatie van gokhuizen.

Nadat Zwarte Joop’s Casa Rosso in vlammen opgaat, huurt hij van Caransa de Pink Elephant, Het Luifeltje en De Kroon op het Rembrandtplein.

En zo waren er nog een aantal personen heel actief in het toen nog niet gereguleerde casino wereldje. Met de enorme drugs winsten die er gemaakt werden was de behoefte ontstaan om te witwassen.


‘’In ieder geval waren de daders dus wel degelijk bekend en was het zelfs zo dat Caransa zijn eigen losgeld biljetten terug kocht voor een waarde van 40%??  

Tijdens de ontvoering zelf had hij al een deal gemaakt met de daders over de hoogte van het losgeld en hun aangeboden ze te helpen om het losgeld weer wit te maken. Hij had de een ongekende overlevingsinstinct en had al eerder de nazi’s zo ver gekregen om hem te laten gaan uit concentratiekamp Westerbork en nu vocht hij om zijn leven bij de ontvoerders en wist hen als ‘vrienden’ te benaderen en een deal maken voor tien miljoen gulden en niet de eerder geiste veertig miljoen.” Caransa ten voeten uit.” 


Caransa kon dat ook makkelijk doen want in die tijd bezat hij al zijn eigen bank, De grondbank overgenomen van zijn kompaan Reinder Zwolsman’s EMS maatschappij voor rond de twintig miljoen gulden.

Hij had zoals altijd veel zwart geld in kas en beschikbaar voor interessante investeringen waar een reguliere bank voor wegliep.


Zodoende bezat Caransa de panden van later bekende drugs coffeeshops in Amsterdam, bijvoorbeeld Cafe Smokey, pal gelegen naast het Schiller hotel op het Rembrandtplein en later ook het voormalige politiebureau Leidseplein waar nu de allerbekendste coffeeshop van Nederland in gevestigd is, ‘The Bulldog.’


Wat dat betreft hadden de ontvoerder het perfecte “slachtoffer” uitgekozen. Een man die alle kneepjes van het “vak’’ beheerste.’’

Uiteindelijk is er minder dan een half miljoen gulden terug gevonden volgens  de berichten in de kranten, maar ik weet dat hij een deel van het losgeld voor een lage koers zelf had teruggekocht en ook de gehele ten miljoen bij de belasting had opgegeven als aftrekpost ‘bedrijfskosten.’ 

   


We hadden helemaal geen contact meer en zaten meters van elkaar af in Schiller. Er is toen zelfs een rechtszaak geweest toen hij mij de toegang onterechte. 

John Wijsmuller een goede vriend die kwam uit een nette familie 

Het geld voor de inventaris van de drugstore had ik geld opzij had gezet 60.000 ik was zakelijk al een beetje op weg met 50-60.000- gulden. Toen ik gescheiden was nam ik radiozaak radio groeneveld over. Een hele bekende Amsterdamse radio en electronica zaak. Die man wilde ermee ophouden en ik heb die zaak toen overgenomen. Ik was op de hoogte van die sort business en mijn vader zat aan de kassa. Toen begon ik goed geld te verdienen en had nog twee elektronische zaken. En een tweede zaak in de 1e van Swindenstraat met Ajax voetballer Co Prins als bedrijfsleider en een zaak op de Ceintuurbaan. En later nog een soort ‘cash en carry’ filiaal in Utrecht.

Door mijn scheiding belandde ik in Utrecht, een goed vriend van Jaap Kroonenberg had en die had een woning in Utrecht hij had me geholpen.

Daar heb ik vier vijf jaar gewoond en daar getrouwd met mijn tweede vrouw met wie ik een dochter had.


In Utrecht opende ik een winkel in Hoog Catharijne, een kennis van mijn vertelde over dat project , en toen was ik meteen toegehapt. Ik ben daar een confectiezaak begonnen en daarna ontstonden en een aantal filialen.

Dat heb ik toen verkocht en bij Hessing een Rolls Royce gekocht en meet haar en onze dochter in Monaco ben gaan leven.





Opname: 20220112_105430.m4a


De wraak van Caransa  


Mijn drugstore op de Nieuwendijk  speelde tijdens de periode dat ik ging scheiden. Ik moest die zaak door het handelen van Carana tegen mij opgeven, maar er zaten nog wel allerlei zaken en boutiques in. Lex Daniels en Fong Leng maar ook een grote drogisterij, een koffieshop van Montesinos. Toen ik dat probleem kreeg heb ik ze dat uitgelegd, en ze begrepen het ook, want hij kwam wel eens in de Drugstore en dan gedroeg hij zich als de eigenaar. Toen ze hoorde wat er aan de hand was, zijn de boutique houders nog wel doorgegaan. Daarna toen ik weg was ging het niveau naar beneden, er werd drugs gebruikt en verkocht maar de teloorgang heb ik zelf niet meer meegemaakt. Zelf had ik er geen winkeltje want ik had toen nog die radio en televisie zaken.


Van huis uit was ik een auto handelaar, maar goed mijn zwager die hield op een gegeven moment..k had een neus voor handel. Mijn zwager verdiende toen al goed geld. ‘Stoepier’ was een persoon die voor de winkel stond en de mensen naar binnen kletste. Mijn zwager was een stoepier met een geweldige babbel en hij verdiende toen veel geld voor die tijd.

  

En via mijn zwager kwam ik op het idee om ook een eigen zaak te beginnen. Hij begon een winkel in de Kinkerstraat in mode. Ik had contacten op het confectiecentrum bij Ronny Rosenbaum en die winkel liep als een trein. Toen ik na de scheiding in Utrecht belandde omdat ik niet langer in Amsterdam kon blijven, en een vriend bood mij een prachtige woning aan in Utrecht aan het Luie Eind, naast het huis van bewaring en een begraafplaats . Flip Weber gaf mij als hulp in zware tijden daar een prachtige woning.


Als ras ondernemer opende ik een winkel op de Oudegracht, na de drugstore faillissement. Eigenlijk was ik door Caransa gevlucht uit Amsterdam. Ik heb de beslissing genomen om te scheiden. Caransa hield vast aan de ouderwetse gedachte dat je nooit ging scheiden, dus hij begreep mijn redenering niet. Hij wilde het ook niet accepteren. We hadden te veel ruzie en ik wilde ook voor de kinderen de spanningen tussen mij en Rachel weg te nemen. Rachel was inmiddels ook een echte moeke geworden en ik was eigenlijk een beetje afgeknapt van haar.


Dat en die constante bemoeizucht van Maup maakte het leven er niet leuker alles bij elkaar maakte dat ik er uit wilde. We hebben toen in goed overleg een overeenkomst gemaakt. Alles was helder afgesproken en ik zou het contract een paar dagen later bij hem op kantoor komen ophalen. Ik zou weg gaan met alleen mijn kleren, wat persoonlijke spullen en leverde mijn auto, huis en waarde bezittingen in.


We hadden ook het bezoekrecht voor de jongens goed afgesproken. Dit in het bijzijn van zijn zakelijke partner Swaab een secretaris….? Ik liep zijn kantoor uit met een opgelucht gevoel en dacht nog, ach het is toch wel een redelijke man. Tja en toen kwam hij met zijn manier van doen, en trucs om mij persoonlijk en zakelijk kapot te maken. Mijn rekeningen en bankgaranties werden ingetrokken en ik had daardoor een probleem met de goedlopende Drugstore, en ik heb dat contract voor de scheiding nooit getekend retour ontvangen. 


 

En twee dagen later zat ik bij Schiller en toen kwam Jaap Kroonenberg, ome Jaap voor mij en naar mij toe en die wilde met mij spreken. Van hem kreeg ik te horen dat Maup Caransa mij een miljoen gulden wilde betalen als ik niet zou gaan scheiden. 

Caransa wilde geen gezichtsverlies en ons huwelijk moest in stand houden. Ik geloof ook niet dat hij dat geld had gegeven, en ook Kroonenberg was er scepsis over. 

Daarna wilde ik op een goede manier scheiden, ik wilde het huis en mijn inboedel achterlaten. Een mooi huis met wat kunst aan de muur. Schilderijen van Karel Appel ,die altijd geld nodig had in zijn begin tijd, en ik kocht voor een paar honderd gulden Appeltjes.


Ik wou niet de naam hebben aan het feit dat ik de schoonzoon was van Caransa en er financieel voordeel aan had gehad.

Ook Rachel heeft er alles aan gedaan om de scheiding niet te laten gebeuren. Dat was in 1968-1970. Twee jaar van ellende.

Zeven Jaar getrouwd ik was 28 jaar inmiddels. 



  


De relatie met Rachel was op zich goed, ik had weinig ervaring want ik was jong getrouwd. Mijn ervaring was huisje ,boompje beestje. Eerste zoon. Je eerste huwelijk zijn vaak niet uit

Bij het tweede huwelijk heb je meer affiniteit. 

Bij het huwelijk met Rachel Caransa kwam door meerdere problemen. Het werken voor mijn schoonvader Maup, was natuurlijk niet een goed idee. Want je brengt de problemen in de zaak mee naar huis vooral omdat hij mij kort hield.

Dus er waren allerlei strubbelingen, dat wekte bij mij een haat situatie. Door zijn manier van zaken doen met mij.

Caransa had in feite twee persoonlijkheden, hij kon erg aardig overkomen zijn maar een uur later je oplichten voor een tientje. Zelf binnen zijn familie. Hij lag uiteindelijk met iedereen overhoop.


Naarmate de tijd verliep en ik al weg was bij Rachel en de kinderen begon Caransa een ware terreur tegen mij. Hij wilde mij zelfs laten vermoorden.

Op Een gegeven moment kwam Wim Wagenaar bij mij in de zaak en riep, hey Jantje! Wagenaar had van Caransa tien duizend gulden ontvangen om mij wat aan te doen en te vermoorden.Hij wist niet dat ik eigenlijk Maurice heette en stond verbaasd te kijken toen hij me zag.dus dat ging niet door want ik was vrienden met Wagenaar. Hij heeft het toen ook nog via Joop de Vries geprobeerd maar die zag dat helemaal niet zitten. 


In Utrecht ben ik toen niet onder mijn eigen naam weer opnieuw begonnen in verband met die lopende faillissement van de drugstore, maar via een BV met mijn zwager en met mijn vriendin die ook in de drugstore zat met een winkeltje met haar man. Die had toen ook problemen met haar man en is toen bij mij komen wonen en werken in die confectie winkel op de oude gracht.

Uiteindelijk ben ik met haar getrouwd en kregen we samen een dochter in ?? haar naam….??.


Overal waar ik kwam in Amsterdam hoorde ik dat Maup mij zwart had gemaakt met negatieve verhalen. Mijn vriendenkring werd door hem gemanipuleerd.



Uiteindelijk kocht Caransa ook het Schiller hotel op het Rembrandtplein en kreeg ik op een avond van de manager van Schiller te horen dat mij de toegang van het cafe werd ontzegt. Hij gaf mij een brief van die Caransa NV met de mededeling dat mij de toegang bij Schiller werd ontzegt.

Natuurlijk konden ze dat niet maken en heb ik via een gerechtelijke procedure dat snel ongedaan gemaakt. Mijn relaties in Amsterdam kwamen daar allemaal en ik zou niet weten waarom ik ….

Ik had natuurlijk veel van hem geleerd om door de mazen van de wet te kunnen functioneren en ik had niks meer op mijn naam stond. Caransa was geen populaire jongen.

Caransa was een rat geweest in de oorlog en bepaalde mensen die afgevoerd waren die heeft hij hun spullen ingepikt. Mensen waren na de oorlog erg kwaad op hem. Ik heb met hem wel een aantal keren meegemaakt dat hij o een terras werd uitgescholden door iemand , jij vuile rooie rat. 

Hij was gewoon een bandiet. Na de oorlog spraken soms mensen uit de Waterloopleinbuurt hem daar op aan maar hij was groot en sterken had macht door zijn geld en connecties in de onderwereld. Ook zijn compagnon Bram Swaab was een beer van een vent, maar deed geen vlieg kwaad.


Een aantal hash en wiet coffee shops worden door de Caransa groep gefinancierd het vastgoed, ook op he

Caransa had als enige doel om zoveel mogelijk geld te verdienen. Die


Van het winkeltje op de oude gracht in Utrecht, met Elizabeth (Edie) Theeboom van diamantaires. Onze dochter heet Sharon Claire Theeboom.

Mijn vrouw hielp in de winkel een hele goed verkoopster, een natuur talent.


In het begin dacht Caransa dat hij mij kon smeden tot een 

Ik zat net bij hem n het bedrijf co metaal. Er stond op een dag een beetje sjofele man in de etalage te kijken van ons makelaarskantoor. Maar hij wilde niks met die rooie te maken hebben. Caransa moest hi niet maar hij had een pand te koop. Ik bekijk dit pand en dat was goed. Ik vroeg hem een bedrag voor een pandje van die man. Die er 3 ton voor wilde hebben en Caransa dacht dat het 5 ton koste. Ik kocht het pand en Caransa was beretrots op mij. Hij ging toen ook vertellen dat ik een slimme gozer was.

En hij was trots op mij. 


Ik heb verschrikkelijk veel van hem had geleerd. Als hij mij goed had behandeld was ik niet gaan scheiden. Dan was ik ook bij mijn gezin gebleven maar ik kon niet tegen die contante bedrog van Caransa. Hij hield mij er ook zakelijk onder. Een mooie privé auto kopen was niet mogelijk. Hij kneep mij af. En later na de eerste grote ruzie, en dat hij wat soepeler was geworden.


Die Willem van der Meijden was een auto liefhebber en die kocht ieder jaar een nieuwe auto. Op een moment had hij een Aston Martin DB5 cabrio in goud kleur? Gekocht en na een jaar wilde hij die verkopen en ik kocht die auto van Willem. Op een dag rij ik en kreeg ik een auto ongeluk en grote schade, en kreeg ik van de verzekering. 

De verzekering wilde 60.000 uitbetalen en de reparatie was 80.000

Toen ben ik zelf naar de Aston Martin fabriek gegaan en die auto daar laten repareren voor 40.000. Ze hebben hem toen prachtig gerestaureerd en zilvergrijs gespoten. Prachtige auto. 

Inmiddels had van der Meijden een Lamborghini en die heb ik toen ook weer van hem gekocht. 


Caransa was in het begin mijn idool, de Rockefeller van Nederland. Ik was daar trots op, dat ik in zijn familie zat. Ik was heel arm opgevoed en ik had opeens alles wat mijn hart begeerde, ik had een mooi huis, lieve kinderen en alles wat ik wenste. Hij gaf mij ook dat gevoel dat we alles samen deden en  dat wat hij zei, het is alles voor de familie. Ik dacht zo niet.

Ik was nooit jaloers op hem, ik heb hem ook geholpen om er goed uit te zien en hij gaf mij meer liefde dan mijn eigen vader. Ik voelde mij echt op me gemak bij hun.


Uiteindelijk was de breuk onvermijdelijk. Hij was schrisoveen en belazerd mij en alles en iedereen met open ogen. Dat ik alles toen ben verloren daar zat ik niet mee. Ik ben een gokker maar ook een goede verliezer. Ik kan makkelijk afstand nemen. Ik neem makkelijk mijn verlies nemen zowel zakelijk als privé.

Dat heb ik mijn hele leven gehouden, met relaties en met liefdes. Ik was nooit bang om geen geld te verdienen.


 ‘Als de zee zonder water is, is Maurice zonder geld’.


Mijn hobby was kaarten, voetbal, Ajax en mijn kinderen. Ik ben dol op het strand en lekker genieten. Ik ben sinds 1972 uitgeschreven uit Nederland.

In Utrecht was ik vrij succesvol met vier of vijf winkels en een paar pandjes. Op een gegeven moment kwam een bekende relatie naar mij toe Adje Schumacher die was de oprichter van de bekende Bonaparte boutiques.


Heel bekende winkels en die zag mijn winkels en hij wilde de zaken kopen. Ik had inmiddels toch ook nog wel veel last van mijn longen en was toen in de dertig, en mijn vrouw zei als je de business goed kan verkopen en dan gaan we naar Zuid Frankrijk.


Adje was heel direct en kocht de hele affaire binnen een week, 50% cash in het handje en de rest via de notaris.

Laten we maar weg gaan als alles is verkocht voor bijna 700.000 gulden.

Zwart geld dat floreerde in de handel toen echt andere tijden. Was toen geen probleem. Nu is het onmogelijk door de drugshandel. Toen ging heel veel cash rond. Toen zag in bij Hessing in de Bilt een prachtige wagen een Rolls Royce een Silver Shadow, licht blauw met beige interieur voor 45.000 gulden, prachtige wagen. Wij pakten alles in en vertrokken naar Juan Les Pins aan de Cote d’ Azur.


Het bruine leven.


Eenmaal in Juan Les Pins zaten we een keer in een restaurant aan het eten en er werd live opgetreden. Gebruinde jongen met een snor en een artistiek sikje, met een gitaar. Mijn vriend Asri Rabi zat maar te kijken naar die gitarist. Ben jij Bob? Vroeg Asri. en ja hoor ze kenden elkaar erg goed. Bob woonde in Monaco, en had daar een appartementje. Stelde zich voor aan zijn leuke vrouw, een belgische dame. Zijn vrouw werkte in Monaco en zij had de titel van graaf en gravin.  

Bob Haak Meester's vader was Hoofd Pakhuis- en Betaalmeester bij de Bangka Tin mijnen geweest in Indonesië en had daar blijkbaar een adelijke titel aan overgehouden van graaf. 

Op een of andere manier had hij de titel van graaf in zijn paspoort en zijn vrouwtje Marianne was gravin. Ze hadden een bescheiden inkomen en waren een mooi stel. Het was heel moeilijk om Monaco in te komen en om daar te kunnen wonen.

Zijn vrouw  was echt een society figuren en bemiddelde voor wat belgen en had toegang tot het paleis in Monaco.......


Wordt vervolgd!





   


    










  

 









 





  


 







 






 




 


 

 

 






Reacties